Vervoeging van ontbieden
Onbepaalde wijs (infinitief): ontbieden
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ontbied
- jij ontbiedt
- hij/zij/het ontbiedt
- wij ontbieden
- jullie ontbieden
- zij ontbieden
Präsens Indikativ
- ich hole
- du holst
- er/sie/es holt
- wir holen
- ihr holt
- sie holen
Onvoltooid verleden tijd
- ik ontbood
- jij ontbood
- hij/zij/het ontbood
- wij ontboden
- jullie ontboden
- zij ontboden
Präteritum Indikativ
- ich holte
- du holtest
- er/sie/es holte
- wir holten
- ihr holtet
- sie holten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ontboden
- jij hebt ontboden
- hij/zij/het heeft ontboden
- wij hebben ontboden
- jullie hebben ontboden
- zij hebben ontboden
Perfekt Indikativ
- ich habe geholt
- du hast geholt
- er/sie/es hat geholt
- wir haben geholt
- ihr habt geholt
- sie haben geholt
Voltooid verleden tijd
- ik had ontboden
- jij had ontboden
- hij/zij/het had ontboden
- wij hadden ontboden
- jullie hadden ontboden
- zij hadden ontboden
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte geholt
- du hattest geholt
- er/sie/es hatte geholt
- wir hatten geholt
- ihr hattet geholt
- sie hatten geholt
Toekomende tijd I
- ik zal ontbieden
- jij zult ontbieden
- hij/zij/het zal ontbieden
- wij zullen ontbieden
- jullie zullen ontbieden
- zij zullen ontbieden
Futur I Indikativ
- ich werde holen
- du wirst holen
- er/sie/es wird holen
- wir werden holen
- ihr werdet holen
- sie werden holen
Toekomende tijd II
- ik zal ontboden hebben
- jij zult ontboden hebben
- hij/zij/het zal ontboden hebben
- wij zullen ontboden hebben
- jullie zullen ontboden hebben
- zij zullen ontboden hebben
Futur II Indikativ
- ich werde geholt haben
- du wirst geholt haben
- er/sie/es wird geholt haben
- wir werden geholt haben
- ihr werdet geholt haben
- sie werden geholt haben
Conditionalis I
- ik zou ontbieden
- jij zou ontbieden
- hij/zij/het zou ontbieden
- wij zouden ontbieden
- jullie zouden ontbieden
- zij zouden ontbieden
Futur I Konjunktiv II
- ich würde holen
- du würdest holen
- er/sie/es würde holen
- wir würden holen
- ihr würdet holen
- sie würden holen
Conditionalis II
- ik zou hebben ontboden
- jij zou hebben ontboden
- hij/zij/het zou hebben ontboden
- wij zouden hebben ontboden
- jullie zouden hebben ontboden
- zij zouden hebben ontboden
Futur II Konjunktiv II
- ich würde geholt haben
- du würdest geholt haben
- er/sie/es würde geholt haben
- wir würden geholt haben
- ihr würdet geholt haben
- sie würden geholt haben
Imperatief
- jij ontbied
- jullie ontbiedt
Imperativ
- du hol(e)
- ihr holt