Vervoeging van castreren
Onbepaalde wijs (infinitief): castreren
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik castreer
- jij castreert
- hij/zij/het castreert
- wij castreren
- jullie castreren
- zij castreren
Präsens Indikativ
- ich entmanne
- du entmannst
- er/sie/es entmannt
- wir entmannen
- ihr entmannt
- sie entmannen
Onvoltooid verleden tijd
- ik castreerde
- jij castreerde
- hij/zij/het castreerde
- wij castreerden
- jullie castreerden
- zij castreerden
Präteritum Indikativ
- ich entmannte
- du entmanntest
- er/sie/es entmannte
- wir entmannten
- ihr entmanntet
- sie entmannten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gecastreerd
- jij hebt gecastreerd
- hij/zij/het heeft gecastreerd
- wij hebben gecastreerd
- jullie hebben gecastreerd
- zij hebben gecastreerd
Perfekt Indikativ
- ich habe entmannt
- du hast entmannt
- er/sie/es hat entmannt
- wir haben entmannt
- ihr habt entmannt
- sie haben entmannt
Voltooid verleden tijd
- ik had gecastreerd
- jij had gecastreerd
- hij/zij/het had gecastreerd
- wij hadden gecastreerd
- jullie hadden gecastreerd
- zij hadden gecastreerd
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte entmannt
- du hattest entmannt
- er/sie/es hatte entmannt
- wir hatten entmannt
- ihr hattet entmannt
- sie hatten entmannt
Toekomende tijd I
- ik zal castreren
- jij zult castreren
- hij/zij/het zal castreren
- wij zullen castreren
- jullie zullen castreren
- zij zullen castreren
Futur I Indikativ
- ich werde entmannen
- du wirst entmannen
- er/sie/es wird entmannen
- wir werden entmannen
- ihr werdet entmannen
- sie werden entmannen
Toekomende tijd II
- ik zal gecastreerd hebben
- jij zult gecastreerd hebben
- hij/zij/het zal gecastreerd hebben
- wij zullen gecastreerd hebben
- jullie zullen gecastreerd hebben
- zij zullen gecastreerd hebben
Futur II Indikativ
- ich werde entmannt haben
- du wirst entmannt haben
- er/sie/es wird entmannt haben
- wir werden entmannt haben
- ihr werdet entmannt haben
- sie werden entmannt haben
Conditionalis I
- ik zou castreren
- jij zou castreren
- hij/zij/het zou castreren
- wij zouden castreren
- jullie zouden castreren
- zij zouden castreren
Futur I Konjunktiv II
- ich würde entmannen
- du würdest entmannen
- er/sie/es würde entmannen
- wir würden entmannen
- ihr würdet entmannen
- sie würden entmannen
Conditionalis II
- ik zou hebben gecastreerd
- jij zou hebben gecastreerd
- hij/zij/het zou hebben gecastreerd
- wij zouden hebben gecastreerd
- jullie zouden hebben gecastreerd
- zij zouden hebben gecastreerd
Futur II Konjunktiv II
- ich würde entmannt haben
- du würdest entmannt haben
- er/sie/es würde entmannt haben
- wir würden entmannt haben
- ihr würdet entmannt haben
- sie würden entmannt haben
Imperatief
- jij castreer
- jullie castreert
Imperativ
- du entmann(e)
- ihr entmannt