Vervoeging van toewijden

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik wijd toe
  • jij wijdt toe
  • hij/zij/het wijdt toe
  • wij wijden toe
  • jullie wijden toe
  • zij wijden toe

Präsens Indikativ

  • ich weihe
  • du weihst
  • er/sie/es weiht
  • wir weihen
  • ihr weiht
  • sie weihen

Onvoltooid verleden tijd

  • ik wijdde toe
  • jij wijdde toe
  • hij/zij/het wijdde toe
  • wij wijdden toe
  • jullie wijdden toe
  • zij wijdden toe

Präteritum Indikativ

  • ich weihte
  • du weihtest
  • er/sie/es weihte
  • wir weihten
  • ihr weihtet
  • sie weihten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb toegewijd
  • jij hebt toegewijd
  • hij/zij/het heeft toegewijd
  • wij hebben toegewijd
  • jullie hebben toegewijd
  • zij hebben toegewijd

Perfekt Indikativ

  • ich habe geweiht
  • du hast geweiht
  • er/sie/es hat geweiht
  • wir haben geweiht
  • ihr habt geweiht
  • sie haben geweiht

Voltooid verleden tijd

  • ik had toegewijd
  • jij had toegewijd
  • hij/zij/het had toegewijd
  • wij hadden toegewijd
  • jullie hadden toegewijd
  • zij hadden toegewijd

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte geweiht
  • du hattest geweiht
  • er/sie/es hatte geweiht
  • wir hatten geweiht
  • ihr hattet geweiht
  • sie hatten geweiht

Toekomende tijd I

  • ik zal toewijden
  • jij zult toewijden
  • hij/zij/het zal toewijden
  • wij zullen toewijden
  • jullie zullen toewijden
  • zij zullen toewijden

Futur I Indikativ

  • ich werde weihen
  • du wirst weihen
  • er/sie/es wird weihen
  • wir werden weihen
  • ihr werdet weihen
  • sie werden weihen

Toekomende tijd II

  • ik zal toegewijd hebben
  • jij zult toegewijd hebben
  • hij/zij/het zal toegewijd hebben
  • wij zullen toegewijd hebben
  • jullie zullen toegewijd hebben
  • zij zullen toegewijd hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde geweiht haben
  • du wirst geweiht haben
  • er/sie/es wird geweiht haben
  • wir werden geweiht haben
  • ihr werdet geweiht haben
  • sie werden geweiht haben

Conditionalis I

  • ik zou toewijden
  • jij zou toewijden
  • hij/zij/het zou toewijden
  • wij zouden toewijden
  • jullie zouden toewijden
  • zij zouden toewijden

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde weihen
  • du würdest weihen
  • er/sie/es würde weihen
  • wir würden weihen
  • ihr würdet weihen
  • sie würden weihen

Conditionalis II

  • ik zou hebben toegewijd
  • jij zou hebben toegewijd
  • hij/zij/het zou hebben toegewijd
  • wij zouden hebben toegewijd
  • jullie zouden hebben toegewijd
  • zij zouden hebben toegewijd

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde geweiht haben
  • du würdest geweiht haben
  • er/sie/es würde geweiht haben
  • wir würden geweiht haben
  • ihr würdet geweiht haben
  • sie würden geweiht haben

Imperatief

  • jij wijd toe
  • jullie wijdt toe

Imperativ

  • du weih(e)
  • ihr weiht