Vervoeging van endosseren
Onbepaalde wijs (infinitief): endosseren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik endosseer
- jij endosseert
- hij/zij/het endosseert
- wij endosseren
- jullie endosseren
- zij endosseren
Present
- I indorse
- you indorse
- he/she/it indorses
- we indorse
- you indorse
- they indorse
Onvoltooid verleden tijd
- ik endosseerde
- jij endosseerde
- hij/zij/het endosseerde
- wij endosseerden
- jullie endosseerden
- zij endosseerden
Simple past
- I indorsed
- you indorsed
- he/she/it indorsed
- we indorsed
- you indorsed
- they indorsed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geëndosseerd
- jij hebt geëndosseerd
- hij/zij/het heeft geëndosseerd
- wij hebben geëndosseerd
- jullie hebben geëndosseerd
- zij hebben geëndosseerd
Present perfect
- I have indorsed
- you have indorsed
- he/she/it has indorsed
- we have indorsed
- you have indorsed
- they have indorsed
Voltooid verleden tijd
- ik had geëndosseerd
- jij had geëndosseerd
- hij/zij/het had geëndosseerd
- wij hadden geëndosseerd
- jullie hadden geëndosseerd
- zij hadden geëndosseerd
Past perfect
- I had indorsed
- you had indorsed
- he/she/it had indorsed
- we had indorsed
- you had indorsed
- they had indorsed
Toekomende tijd I
- ik zal endosseren
- jij zult endosseren
- hij/zij/het zal endosseren
- wij zullen endosseren
- jullie zullen endosseren
- zij zullen endosseren
Future
- I will indorse
- you will indorse
- he/she/it will indorse
- we will indorse
- you will indorse
- they will indorse
Toekomende tijd II
- ik zal geëndosseerd hebben
- jij zult geëndosseerd hebben
- hij/zij/het zal geëndosseerd hebben
- wij zullen geëndosseerd hebben
- jullie zullen geëndosseerd hebben
- zij zullen geëndosseerd hebben
Future perfect
- I will have indorsed
- you will have indorsed
- he/she/it will have indorsed
- we will have indorsed
- you will have indorsed
- they will have indorsed
Conditionalis I
- ik zou endosseren
- jij zou endosseren
- hij/zij/het zou endosseren
- wij zouden endosseren
- jullie zouden endosseren
- zij zouden endosseren
Conditional present
- I would indorse
- you would indorse
- he/she/it would indorse
- we would indorse
- you would indorse
- they would indorse
Conditionalis II
- ik zou hebben geëndosseerd
- jij zou hebben geëndosseerd
- hij/zij/het zou hebben geëndosseerd
- wij zouden hebben geëndosseerd
- jullie zouden hebben geëndosseerd
- zij zouden hebben geëndosseerd
Conditional perfect
- I would have indorsed
- you would have indorsed
- he/she/it would have indorsed
- we would have indorsed
- you would have indorsed
- they would have indorsed
Imperatief
- jij endosseer
- jullie endosseert
Imperative
- you indorse
- you indorse