Vervoeging van opwerken
Onbepaalde wijs (infinitief): opwerken
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik werk op
- jij werkt op
- hij/zij/het werkt op
- wij werken op
- jullie werken op
- zij werken op
Present
- I rise
- you rise
- he/she/it rises
- we rise
- you rise
- they rise
Onvoltooid verleden tijd
- ik werkte op
- jij werkte op
- hij/zij/het werkte op
- wij werkten op
- jullie werkten op
- zij werkten op
Simple past
- I rose
- you rose
- he/she/it rose
- we rose
- you rose
- they rose
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgewerkt
- jij hebt opgewerkt
- hij/zij/het heeft opgewerkt
- wij hebben opgewerkt
- jullie hebben opgewerkt
- zij hebben opgewerkt
Present perfect
- I have risen
- you have risen
- he/she/it has risen
- we have risen
- you have risen
- they have risen
Voltooid verleden tijd
- ik had opgewerkt
- jij had opgewerkt
- hij/zij/het had opgewerkt
- wij hadden opgewerkt
- jullie hadden opgewerkt
- zij hadden opgewerkt
Past perfect
- I had risen
- you had risen
- he/she/it had risen
- we had risen
- you had risen
- they had risen
Toekomende tijd I
- ik zal opwerken
- jij zult opwerken
- hij/zij/het zal opwerken
- wij zullen opwerken
- jullie zullen opwerken
- zij zullen opwerken
Future
- I will rise
- you will rise
- he/she/it will rise
- we will rise
- you will rise
- they will rise
Toekomende tijd II
- ik zal opgewerkt hebben
- jij zult opgewerkt hebben
- hij/zij/het zal opgewerkt hebben
- wij zullen opgewerkt hebben
- jullie zullen opgewerkt hebben
- zij zullen opgewerkt hebben
Future perfect
- I will have risen
- you will have risen
- he/she/it will have risen
- we will have risen
- you will have risen
- they will have risen
Conditionalis I
- ik zou opwerken
- jij zou opwerken
- hij/zij/het zou opwerken
- wij zouden opwerken
- jullie zouden opwerken
- zij zouden opwerken
Conditional present
- I would rise
- you would rise
- he/she/it would rise
- we would rise
- you would rise
- they would rise
Conditionalis II
- ik zou hebben opgewerkt
- jij zou hebben opgewerkt
- hij/zij/het zou hebben opgewerkt
- wij zouden hebben opgewerkt
- jullie zouden hebben opgewerkt
- zij zouden hebben opgewerkt
Conditional perfect
- I would have risen
- you would have risen
- he/she/it would have risen
- we would have risen
- you would have risen
- they would have risen
Imperatief
- jij werk op
- jullie werkt op
Imperative
- you rise
- you rise