Vervoeging van gorden

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik gord
  • jij gordt
  • hij/zij/het gordt
  • wij gorden
  • jullie gorden
  • zij gorden

Present

  • I gird
  • you gird
  • he/she/it girds
  • we gird
  • you gird
  • they gird

Onvoltooid verleden tijd

  • ik gordde
  • jij gordde
  • hij/zij/het gordde
  • wij gordden
  • jullie gordden
  • zij gordden

Simple past

  • I girded; girt
  • you girded; girt
  • he/she/it girded; girt
  • we girded; girt
  • you girded; girt
  • they girded; girt

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gegord
  • jij hebt gegord
  • hij/zij/het heeft gegord
  • wij hebben gegord
  • jullie hebben gegord
  • zij hebben gegord

Present perfect

  • I have girded
  • you have girded
  • he/she/it has girded
  • we have girded
  • you have girded
  • they have girded

Voltooid verleden tijd

  • ik had gegord
  • jij had gegord
  • hij/zij/het had gegord
  • wij hadden gegord
  • jullie hadden gegord
  • zij hadden gegord

Past perfect

  • I had girded
  • you had girded
  • he/she/it had girded
  • we had girded
  • you had girded
  • they had girded

Toekomende tijd I

  • ik zal gorden
  • jij zult gorden
  • hij/zij/het zal gorden
  • wij zullen gorden
  • jullie zullen gorden
  • zij zullen gorden

Future

  • I will gird
  • you will gird
  • he/she/it will gird
  • we will gird
  • you will gird
  • they will gird

Toekomende tijd II

  • ik zal gegord hebben
  • jij zult gegord hebben
  • hij/zij/het zal gegord hebben
  • wij zullen gegord hebben
  • jullie zullen gegord hebben
  • zij zullen gegord hebben

Future perfect

  • I will have girded
  • you will have girded
  • he/she/it will have girded
  • we will have girded
  • you will have girded
  • they will have girded

Conditionalis I

  • ik zou gorden
  • jij zou gorden
  • hij/zij/het zou gorden
  • wij zouden gorden
  • jullie zouden gorden
  • zij zouden gorden

Conditional present

  • I would gird
  • you would gird
  • he/she/it would gird
  • we would gird
  • you would gird
  • they would gird

Conditionalis II

  • ik zou hebben gegord
  • jij zou hebben gegord
  • hij/zij/het zou hebben gegord
  • wij zouden hebben gegord
  • jullie zouden hebben gegord
  • zij zouden hebben gegord

Conditional perfect

  • I would have girded
  • you would have girded
  • he/she/it would have girded
  • we would have girded
  • you would have girded
  • they would have girded

Imperatief

  • jij gord
  • jullie gordt

Imperative

  • you gird
  • you gird

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van gorden