Vervoeging van incasseren
Onbepaalde wijs (infinitief): incasseren
				
				Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik incasseer
 - jij incasseert
 - hij/zij/het incasseert
 - wij incasseren
 - jullie incasseren
 - zij incasseren
 
Present
- I bear
 - you bear
 - he/she/it bears
 - we bear
 - you bear
 - they bear
 
Onvoltooid verleden tijd
- ik incasseerde
 - jij incasseerde
 - hij/zij/het incasseerde
 - wij incasseerden
 - jullie incasseerden
 - zij incasseerden
 
Simple past
- I bore; bare
 - you bore; bare
 - he/she/it bore; bare
 - we bore; bare
 - you bore; bare
 - they bore; bare
 
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geïncasseerd
 - jij hebt geïncasseerd
 - hij/zij/het heeft geïncasseerd
 - wij hebben geïncasseerd
 - jullie hebben geïncasseerd
 - zij hebben geïncasseerd
 
Present perfect
- I have borne; born
 - you have borne; born
 - he/she/it has borne; born
 - we have borne; born
 - you have borne; born
 - they have borne; born
 
Voltooid verleden tijd
- ik had geïncasseerd
 - jij had geïncasseerd
 - hij/zij/het had geïncasseerd
 - wij hadden geïncasseerd
 - jullie hadden geïncasseerd
 - zij hadden geïncasseerd
 
Past perfect
- I had borne; born
 - you had borne; born
 - he/she/it had borne; born
 - we had borne; born
 - you had borne; born
 - they had borne; born
 
Toekomende tijd I
- ik zal incasseren
 - jij zult incasseren
 - hij/zij/het zal incasseren
 - wij zullen incasseren
 - jullie zullen incasseren
 - zij zullen incasseren
 
Future
- I will bear
 - you will bear
 - he/she/it will bear
 - we will bear
 - you will bear
 - they will bear
 
Toekomende tijd II
- ik zal geïncasseerd hebben
 - jij zult geïncasseerd hebben
 - hij/zij/het zal geïncasseerd hebben
 - wij zullen geïncasseerd hebben
 - jullie zullen geïncasseerd hebben
 - zij zullen geïncasseerd hebben
 
Future perfect
- I will have borne; born
 - you will have borne; born
 - he/she/it will have borne; born
 - we will have borne; born
 - you will have borne; born
 - they will have borne; born
 
Conditionalis I
- ik zou incasseren
 - jij zou incasseren
 - hij/zij/het zou incasseren
 - wij zouden incasseren
 - jullie zouden incasseren
 - zij zouden incasseren
 
Conditional present
- I would bear
 - you would bear
 - he/she/it would bear
 - we would bear
 - you would bear
 - they would bear
 
Conditionalis II
- ik zou hebben geïncasseerd
 - jij zou hebben geïncasseerd
 - hij/zij/het zou hebben geïncasseerd
 - wij zouden hebben geïncasseerd
 - jullie zouden hebben geïncasseerd
 - zij zouden hebben geïncasseerd
 
Conditional perfect
- I would have borne; born
 - you would have borne; born
 - he/she/it would have borne; born
 - we would have borne; born
 - you would have borne; born
 - they would have borne; born
 
Imperatief
- jij incasseer
 - jullie incasseert
 
Imperative
- you bear
 - you bear