Vervoeging van nesten
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik nest
 - jij nest
 - hij/zij/het nest
 - wij nesten
 - jullie nesten
 - zij nesten
 
Present
- I nest
 - you nest
 - he/she/it nests
 - we nest
 - you nest
 - they nest
 
Onvoltooid verleden tijd
- ik nestte
 - jij nestte
 - hij/zij/het nestte
 - wij nestten
 - jullie nestten
 - zij nestten
 
Simple past
- I nested
 - you nested
 - he/she/it nested
 - we nested
 - you nested
 - they nested
 
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb genest
 - jij hebt genest
 - hij/zij/het heeft genest
 - wij hebben genest
 - jullie hebben genest
 - zij hebben genest
 
Present perfect
- I have nested
 - you have nested
 - he/she/it has nested
 - we have nested
 - you have nested
 - they have nested
 
Voltooid verleden tijd
- ik had genest
 - jij had genest
 - hij/zij/het had genest
 - wij hadden genest
 - jullie hadden genest
 - zij hadden genest
 
Past perfect
- I had nested
 - you had nested
 - he/she/it had nested
 - we had nested
 - you had nested
 - they had nested
 
Toekomende tijd I
- ik zal nesten
 - jij zult nesten
 - hij/zij/het zal nesten
 - wij zullen nesten
 - jullie zullen nesten
 - zij zullen nesten
 
Future
- I will nest
 - you will nest
 - he/she/it will nest
 - we will nest
 - you will nest
 - they will nest
 
Toekomende tijd II
- ik zal genest hebben
 - jij zult genest hebben
 - hij/zij/het zal genest hebben
 - wij zullen genest hebben
 - jullie zullen genest hebben
 - zij zullen genest hebben
 
Future perfect
- I will have nested
 - you will have nested
 - he/she/it will have nested
 - we will have nested
 - you will have nested
 - they will have nested
 
Conditionalis I
- ik zou nesten
 - jij zou nesten
 - hij/zij/het zou nesten
 - wij zouden nesten
 - jullie zouden nesten
 - zij zouden nesten
 
Conditional present
- I would nest
 - you would nest
 - he/she/it would nest
 - we would nest
 - you would nest
 - they would nest
 
Conditionalis II
- ik zou hebben genest
 - jij zou hebben genest
 - hij/zij/het zou hebben genest
 - wij zouden hebben genest
 - jullie zouden hebben genest
 - zij zouden hebben genest
 
Conditional perfect
- I would have nested
 - you would have nested
 - he/she/it would have nested
 - we would have nested
 - you would have nested
 - they would have nested
 
Imperatief
- jij nest
 - jullie nest
 
Imperative
- you nest
 - you nest