Vervoeging van ontvolken
Onbepaalde wijs (infinitief): ontvolken
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ontvolk
- jij ontvolkt
- hij/zij/het ontvolkt
- wij ontvolken
- jullie ontvolken
- zij ontvolken
Present
- I depopulate
- you depopulate
- he/she/it depopulates
- we depopulate
- you depopulate
- they depopulate
Onvoltooid verleden tijd
- ik ontvolkte
- jij ontvolkte
- hij/zij/het ontvolkte
- wij ontvolkten
- jullie ontvolkten
- zij ontvolkten
Simple past
- I depopulated
- you depopulated
- he/she/it depopulated
- we depopulated
- you depopulated
- they depopulated
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ontvolkt
- jij hebt ontvolkt
- hij/zij/het heeft ontvolkt
- wij hebben ontvolkt
- jullie hebben ontvolkt
- zij hebben ontvolkt
Present perfect
- I have depopulated
- you have depopulated
- he/she/it has depopulated
- we have depopulated
- you have depopulated
- they have depopulated
Voltooid verleden tijd
- ik had ontvolkt
- jij had ontvolkt
- hij/zij/het had ontvolkt
- wij hadden ontvolkt
- jullie hadden ontvolkt
- zij hadden ontvolkt
Past perfect
- I had depopulated
- you had depopulated
- he/she/it had depopulated
- we had depopulated
- you had depopulated
- they had depopulated
Toekomende tijd I
- ik zal ontvolken
- jij zult ontvolken
- hij/zij/het zal ontvolken
- wij zullen ontvolken
- jullie zullen ontvolken
- zij zullen ontvolken
Future
- I will depopulate
- you will depopulate
- he/she/it will depopulate
- we will depopulate
- you will depopulate
- they will depopulate
Toekomende tijd II
- ik zal ontvolkt hebben
- jij zult ontvolkt hebben
- hij/zij/het zal ontvolkt hebben
- wij zullen ontvolkt hebben
- jullie zullen ontvolkt hebben
- zij zullen ontvolkt hebben
Future perfect
- I will have depopulated
- you will have depopulated
- he/she/it will have depopulated
- we will have depopulated
- you will have depopulated
- they will have depopulated
Conditionalis I
- ik zou ontvolken
- jij zou ontvolken
- hij/zij/het zou ontvolken
- wij zouden ontvolken
- jullie zouden ontvolken
- zij zouden ontvolken
Conditional present
- I would depopulate
- you would depopulate
- he/she/it would depopulate
- we would depopulate
- you would depopulate
- they would depopulate
Conditionalis II
- ik zou hebben ontvolkt
- jij zou hebben ontvolkt
- hij/zij/het zou hebben ontvolkt
- wij zouden hebben ontvolkt
- jullie zouden hebben ontvolkt
- zij zouden hebben ontvolkt
Conditional perfect
- I would have depopulated
- you would have depopulated
- he/she/it would have depopulated
- we would have depopulated
- you would have depopulated
- they would have depopulated
Imperatief
- jij ontvolk
- jullie ontvolkt
Imperative
- you depopulate
- you depopulate