Vervoeging van verbasteren

Onbepaalde wijs (infinitief): verbasteren

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het verbastert
  • zij verbasteren

Present

  • he/she/it degenerates
  • they degenerate

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het verbasterde
  • zij verbasterden

Simple past

  • he/she/it degenerated
  • they degenerated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het is verbasterd
  • zij zijn verbasterd

Present perfect

  • he/she/it has degenerated
  • they have degenerated

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het was verbasterd
  • zij waren verbasterd

Past perfect

  • he/she/it had degenerated
  • they had degenerated

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal verbasteren
  • zij zult verbasteren

Future

  • he/she/it will degenerate
  • they will degenerate

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal verbasterd zijn
  • zij zult verbasterd zijn

Future perfect

  • he/she/it will have degenerated
  • they will have degenerated

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal verbasteren
  • zij zullen verbasteren

Conditional present

  • he/she/it would degenerate
  • they would degenerate

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal zijn verbasterd
  • zij zullen zijn verbasterd

Conditional perfect

  • he/she/it would have degenerated
  • they would have degenerated