Vervoeging van voorbijrazen
Onbepaalde wijs (infinitief): voorbijrazen
				
				Er is helaas geen Engelse vertaling gevonden.
- Onvoltooid tegenwoordige tijd- ik raas voorbij
- jij raast voorbij
- hij/zij/het raast voorbij
- wij razen voorbij
- jullie razen voorbij
- zij razen voorbij
 
- Onvoltooid verleden tijd- ik raasde voorbij
- jij raasde voorbij
- hij/zij/het raasde voorbij
- wij raasden voorbij
- jullie raasden voorbij
- zij raasden voorbij
 
- Voltooid tegenwoordige tijd- ik heb voorbijgeraasd
- jij hebt voorbijgeraasd
- hij/zij/het heeft voorbijgeraasd
- wij hebben voorbijgeraasd
- jullie hebben voorbijgeraasd
- zij hebben voorbijgeraasd
 
- Voltooid verleden tijd- ik had voorbijgeraasd
- jij had voorbijgeraasd
- hij/zij/het had voorbijgeraasd
- wij hadden voorbijgeraasd
- jullie hadden voorbijgeraasd
- zij hadden voorbijgeraasd
 
- Toekomende tijd I- ik zal voorbijrazen
- jij zult voorbijrazen
- hij/zij/het zal voorbijrazen
- wij zullen voorbijrazen
- jullie zullen voorbijrazen
- zij zullen voorbijrazen
 
- Toekomende tijd II- ik zal voorbijgeraasd hebben
- jij zult voorbijgeraasd hebben
- hij/zij/het zal voorbijgeraasd hebben
- wij zullen voorbijgeraasd hebben
- jullie zullen voorbijgeraasd hebben
- zij zullen voorbijgeraasd hebben
 
- Conditionalis I- ik zou voorbijrazen
- jij zou voorbijrazen
- hij/zij/het zou voorbijrazen
- wij zouden voorbijrazen
- jullie zouden voorbijrazen
- zij zouden voorbijrazen
 
- Conditionalis II- ik zou hebben voorbijgeraasd
- jij zou hebben voorbijgeraasd
- hij/zij/het zou hebben voorbijgeraasd
- wij zouden hebben voorbijgeraasd
- jullie zouden hebben voorbijgeraasd
- zij zouden hebben voorbijgeraasd
 
- Imperatief- jij raas voorbij
- jullie raast voorbij