Vervoeging van affluiten
Onbepaalde wijs (infinitief): affluiten
				
				Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik fluit af
 - jij fluit af
 - hij/zij/het fluit af
 - wij fluiten af
 - jullie fluiten af
 - zij fluiten af
 
Onvoltooid verleden tijd
- ik floot af
 - jij floot af
 - hij/zij/het floot af
 - wij floten af
 - jullie floten af
 - zij floten af
 
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgefloten
 - jij hebt afgefloten
 - hij/zij/het heeft afgefloten
 - wij hebben afgefloten
 - jullie hebben afgefloten
 - zij hebben afgefloten
 
Voltooid verleden tijd
- ik had afgefloten
 - jij had afgefloten
 - hij/zij/het had afgefloten
 - wij hadden afgefloten
 - jullie hadden afgefloten
 - zij hadden afgefloten
 
Toekomende tijd I
- ik zal affluiten
 - jij zult affluiten
 - hij/zij/het zal affluiten
 - wij zullen affluiten
 - jullie zullen affluiten
 - zij zullen affluiten
 
Toekomende tijd II
- ik zal afgefloten hebben
 - jij zult afgefloten hebben
 - hij/zij/het zal afgefloten hebben
 - wij zullen afgefloten hebben
 - jullie zullen afgefloten hebben
 - zij zullen afgefloten hebben
 
Conditionalis I
- ik zou affluiten
 - jij zou affluiten
 - hij/zij/het zou affluiten
 - wij zouden affluiten
 - jullie zouden affluiten
 - zij zouden affluiten
 
Conditionalis II
- ik zou hebben afgefloten
 - jij zou hebben afgefloten
 - hij/zij/het zou hebben afgefloten
 - wij zouden hebben afgefloten
 - jullie zouden hebben afgefloten
 - zij zouden hebben afgefloten
 
Imperatief
- jij fluit af
 - jullie fluit af