Vervoeging van bemantelen

Onbepaalde wijs (infinitief): bemantelen

Vertaling: paliar

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik bemantel
  • jij bemantelt
  • hij/zij/het bemantelt
  • wij bemantelen
  • jullie bemantelen
  • zij bemantelen

Indicativo presente

  • yo palio
  • palias
  • él/ella palia
  • nosotros paliamos
  • vosotros paliáis
  • ellos/ellas palian

Onvoltooid verleden tijd

  • ik bemantelde
  • jij bemantelde
  • hij/zij/het bemantelde
  • wij bemantelden
  • jullie bemantelden
  • zij bemantelden

Indefinido

  • yo palié
  • paliaste
  • él/ella palió
  • nosotros paliamos
  • vosotros paliasteis
  • ellos/ellas paliaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb bemanteld
  • jij hebt bemanteld
  • hij/zij/het heeft bemanteld
  • wij hebben bemanteld
  • jullie hebben bemanteld
  • zij hebben bemanteld

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he paliado
  • has paliado
  • él/ella ha paliado
  • nosotros hemos paliado
  • vosotros habéis paliado
  • ellos/ellas han paliado

Voltooid verleden tijd

  • ik had bemanteld
  • jij had bemanteld
  • hij/zij/het had bemanteld
  • wij hadden bemanteld
  • jullie hadden bemanteld
  • zij hadden bemanteld

Pluscuamperfecto

  • yo había paliado
  • habías paliado
  • él/ella había paliado
  • nosotros habíamos paliado
  • vosotros habíais paliado
  • ellos/ellas habían paliado

Toekomende tijd I

  • ik zal bemantelen
  • jij zult bemantelen
  • hij/zij/het zal bemantelen
  • wij zullen bemantelen
  • jullie zullen bemantelen
  • zij zullen bemantelen

Futuro I

  • yo paliaré
  • paliarás
  • él/ella paliará
  • nosotros paliaremos
  • vosotros paliaréis
  • ellos/ellas paliarán

Toekomende tijd II

  • ik zal bemanteld hebben
  • jij zult bemanteld hebben
  • hij/zij/het zal bemanteld hebben
  • wij zullen bemanteld hebben
  • jullie zullen bemanteld hebben
  • zij zullen bemanteld hebben

Futuro perfecto

  • yo habré paliado
  • habrás paliado
  • él/ella habrá paliado
  • nosotros habremos paliado
  • vosotros habréis paliado
  • ellos/ellas habrán paliado

Conditionalis I

  • ik zou bemantelen
  • jij zou bemantelen
  • hij/zij/het zou bemantelen
  • wij zouden bemantelen
  • jullie zouden bemantelen
  • zij zouden bemantelen

Condicional

  • yo paliaría
  • paliarías
  • él/ella paliaría
  • nosotros paliaríamos
  • vosotros paliaríais
  • ellos/ellas paliarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben bemanteld
  • jij zou hebben bemanteld
  • hij/zij/het zou hebben bemanteld
  • wij zouden hebben bemanteld
  • jullie zouden hebben bemanteld
  • zij zouden hebben bemanteld

Condicional perfecto

  • yo habría paliado
  • habrías paliado
  • él/ella habría paliado
  • nosotros habríamos paliado
  • vosotros habríais paliado
  • ellos/ellas habrían paliado

Imperatief

  • jij bemantel
  • jullie bemantelt

Imperativo presente

  • palia
  • vosotros paliad