Vervoeging van betoveren
Onbepaalde wijs (infinitief): betoveren
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik betover
- jij betovert
- hij/zij/het betovert
- wij betoveren
- jullie betoveren
- zij betoveren
Indicativo presente
- yo hechizo
- tú hechizas
- él/ella hechiza
- nosotros hechizamos
- vosotros hechizáis
- ellos/ellas hechizan
Onvoltooid verleden tijd
- ik betoverde
- jij betoverde
- hij/zij/het betoverde
- wij betoverden
- jullie betoverden
- zij betoverden
Indefinido
- yo hechicé
- tú hechizaste
- él/ella hechizó
- nosotros hechizamos
- vosotros hechizasteis
- ellos/ellas hechizaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb betoverd
- jij hebt betoverd
- hij/zij/het heeft betoverd
- wij hebben betoverd
- jullie hebben betoverd
- zij hebben betoverd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he hechizado
- tú has hechizado
- él/ella ha hechizado
- nosotros hemos hechizado
- vosotros habéis hechizado
- ellos/ellas han hechizado
Voltooid verleden tijd
- ik had betoverd
- jij had betoverd
- hij/zij/het had betoverd
- wij hadden betoverd
- jullie hadden betoverd
- zij hadden betoverd
Pluscuamperfecto
- yo había hechizado
- tú habías hechizado
- él/ella había hechizado
- nosotros habíamos hechizado
- vosotros habíais hechizado
- ellos/ellas habían hechizado
Toekomende tijd I
- ik zal betoveren
- jij zult betoveren
- hij/zij/het zal betoveren
- wij zullen betoveren
- jullie zullen betoveren
- zij zullen betoveren
Futuro I
- yo hechizaré
- tú hechizarás
- él/ella hechizará
- nosotros hechizaremos
- vosotros hechizaréis
- ellos/ellas hechizarán
Toekomende tijd II
- ik zal betoverd hebben
- jij zult betoverd hebben
- hij/zij/het zal betoverd hebben
- wij zullen betoverd hebben
- jullie zullen betoverd hebben
- zij zullen betoverd hebben
Futuro perfecto
- yo habré hechizado
- tú habrás hechizado
- él/ella habrá hechizado
- nosotros habremos hechizado
- vosotros habréis hechizado
- ellos/ellas habrán hechizado
Conditionalis I
- ik zou betoveren
- jij zou betoveren
- hij/zij/het zou betoveren
- wij zouden betoveren
- jullie zouden betoveren
- zij zouden betoveren
Condicional
- yo hechizaría
- tú hechizarías
- él/ella hechizaría
- nosotros hechizaríamos
- vosotros hechizaríais
- ellos/ellas hechizarían
Conditionalis II
- ik zou hebben betoverd
- jij zou hebben betoverd
- hij/zij/het zou hebben betoverd
- wij zouden hebben betoverd
- jullie zouden hebben betoverd
- zij zouden hebben betoverd
Condicional perfecto
- yo habría hechizado
- tú habrías hechizado
- él/ella habría hechizado
- nosotros habríamos hechizado
- vosotros habríais hechizado
- ellos/ellas habrían hechizado
Imperatief
- jij betover
- jullie betovert
Imperativo presente
- tú hechiza
- vosotros hechizad