Vervoeging van drentelen

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik drentel
  • jij drentelt
  • hij/zij/het drentelt
  • wij drentelen
  • jullie drentelen
  • zij drentelen

Indicativo presente

  • yo barzoneo
  • barzoneas
  • él/ella barzonea
  • nosotros barzoneamos
  • vosotros barzoneáis
  • ellos/ellas barzonean

Onvoltooid verleden tijd

  • ik drentelde
  • jij drentelde
  • hij/zij/het drentelde
  • wij drentelden
  • jullie drentelden
  • zij drentelden

Indefinido

  • yo barzoneé
  • barzoneaste
  • él/ella barzoneó
  • nosotros barzoneamos
  • vosotros barzoneasteis
  • ellos/ellas barzonearon

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gedrenteld
  • jij hebt gedrenteld
  • hij/zij/het heeft gedrenteld
  • wij hebben gedrenteld
  • jullie hebben gedrenteld
  • zij hebben gedrenteld

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he barzoneado
  • has barzoneado
  • él/ella ha barzoneado
  • nosotros hemos barzoneado
  • vosotros habéis barzoneado
  • ellos/ellas han barzoneado

Voltooid verleden tijd

  • ik had gedrenteld
  • jij had gedrenteld
  • hij/zij/het had gedrenteld
  • wij hadden gedrenteld
  • jullie hadden gedrenteld
  • zij hadden gedrenteld

Pluscuamperfecto

  • yo había barzoneado
  • habías barzoneado
  • él/ella había barzoneado
  • nosotros habíamos barzoneado
  • vosotros habíais barzoneado
  • ellos/ellas habían barzoneado

Toekomende tijd I

  • ik zal drentelen
  • jij zult drentelen
  • hij/zij/het zal drentelen
  • wij zullen drentelen
  • jullie zullen drentelen
  • zij zullen drentelen

Futuro I

  • yo barzonearé
  • barzonearás
  • él/ella barzoneará
  • nosotros barzonearemos
  • vosotros barzonearéis
  • ellos/ellas barzonearán

Toekomende tijd II

  • ik zal gedrenteld hebben
  • jij zult gedrenteld hebben
  • hij/zij/het zal gedrenteld hebben
  • wij zullen gedrenteld hebben
  • jullie zullen gedrenteld hebben
  • zij zullen gedrenteld hebben

Futuro perfecto

  • yo habré barzoneado
  • habrás barzoneado
  • él/ella habrá barzoneado
  • nosotros habremos barzoneado
  • vosotros habréis barzoneado
  • ellos/ellas habrán barzoneado

Conditionalis I

  • ik zou drentelen
  • jij zou drentelen
  • hij/zij/het zou drentelen
  • wij zouden drentelen
  • jullie zouden drentelen
  • zij zouden drentelen

Condicional

  • yo barzonearía
  • barzonearías
  • él/ella barzonearía
  • nosotros barzonearíamos
  • vosotros barzonearíais
  • ellos/ellas barzonearían

Conditionalis II

  • ik zou hebben gedrenteld
  • jij zou hebben gedrenteld
  • hij/zij/het zou hebben gedrenteld
  • wij zouden hebben gedrenteld
  • jullie zouden hebben gedrenteld
  • zij zouden hebben gedrenteld

Condicional perfecto

  • yo habría barzoneado
  • habrías barzoneado
  • él/ella habría barzoneado
  • nosotros habríamos barzoneado
  • vosotros habríais barzoneado
  • ellos/ellas habrían barzoneado

Imperatief

  • jij drentel
  • jullie drentelt

Imperativo presente

  • barzonea
  • vosotros barzonead

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van drentelen