Vervoeging van fêteren

Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik fêteer
    • jij fêteert
    • hij/zij/het fêteert
    • wij fêteren
    • jullie fêteren
    • zij fêteren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik fêteerde
    • jij fêteerde
    • hij/zij/het fêteerde
    • wij fêteerden
    • jullie fêteerden
    • zij fêteerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gefêteerd
    • jij hebt gefêteerd
    • hij/zij/het heeft gefêteerd
    • wij hebben gefêteerd
    • jullie hebben gefêteerd
    • zij hebben gefêteerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gefêteerd
    • jij had gefêteerd
    • hij/zij/het had gefêteerd
    • wij hadden gefêteerd
    • jullie hadden gefêteerd
    • zij hadden gefêteerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal fêteren
    • jij zult fêteren
    • hij/zij/het zal fêteren
    • wij zullen fêteren
    • jullie zullen fêteren
    • zij zullen fêteren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gefêteerd hebben
    • jij zult gefêteerd hebben
    • hij/zij/het zal gefêteerd hebben
    • wij zullen gefêteerd hebben
    • jullie zullen gefêteerd hebben
    • zij zullen gefêteerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou fêteren
    • jij zou fêteren
    • hij/zij/het zou fêteren
    • wij zouden fêteren
    • jullie zouden fêteren
    • zij zouden fêteren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gefêteerd
    • jij zou hebben gefêteerd
    • hij/zij/het zou hebben gefêteerd
    • wij zouden hebben gefêteerd
    • jullie zouden hebben gefêteerd
    • zij zouden hebben gefêteerd
  • Imperatief

    • jij fêteer
    • jullie fêteert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van fêteren