Vervoeging van flaneren
Onbepaalde wijs (infinitief): flaneren
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik flaneer
- jij flaneert
- hij/zij/het flaneert
- wij flaneren
- jullie flaneren
- zij flaneren
Indicativo presente
- yo barzoneo
- tú barzoneas
- él/ella barzonea
- nosotros barzoneamos
- vosotros barzoneáis
- ellos/ellas barzonean
Onvoltooid verleden tijd
- ik flaneerde
- jij flaneerde
- hij/zij/het flaneerde
- wij flaneerden
- jullie flaneerden
- zij flaneerden
Indefinido
- yo barzoneé
- tú barzoneaste
- él/ella barzoneó
- nosotros barzoneamos
- vosotros barzoneasteis
- ellos/ellas barzonearon
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geflaneerd
- jij hebt geflaneerd
- hij/zij/het heeft geflaneerd
- wij hebben geflaneerd
- jullie hebben geflaneerd
- zij hebben geflaneerd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he barzoneado
- tú has barzoneado
- él/ella ha barzoneado
- nosotros hemos barzoneado
- vosotros habéis barzoneado
- ellos/ellas han barzoneado
Voltooid verleden tijd
- ik had geflaneerd
- jij had geflaneerd
- hij/zij/het had geflaneerd
- wij hadden geflaneerd
- jullie hadden geflaneerd
- zij hadden geflaneerd
Pluscuamperfecto
- yo había barzoneado
- tú habías barzoneado
- él/ella había barzoneado
- nosotros habíamos barzoneado
- vosotros habíais barzoneado
- ellos/ellas habían barzoneado
Toekomende tijd I
- ik zal flaneren
- jij zult flaneren
- hij/zij/het zal flaneren
- wij zullen flaneren
- jullie zullen flaneren
- zij zullen flaneren
Futuro I
- yo barzonearé
- tú barzonearás
- él/ella barzoneará
- nosotros barzonearemos
- vosotros barzonearéis
- ellos/ellas barzonearán
Toekomende tijd II
- ik zal geflaneerd hebben
- jij zult geflaneerd hebben
- hij/zij/het zal geflaneerd hebben
- wij zullen geflaneerd hebben
- jullie zullen geflaneerd hebben
- zij zullen geflaneerd hebben
Futuro perfecto
- yo habré barzoneado
- tú habrás barzoneado
- él/ella habrá barzoneado
- nosotros habremos barzoneado
- vosotros habréis barzoneado
- ellos/ellas habrán barzoneado
Conditionalis I
- ik zou flaneren
- jij zou flaneren
- hij/zij/het zou flaneren
- wij zouden flaneren
- jullie zouden flaneren
- zij zouden flaneren
Condicional
- yo barzonearía
- tú barzonearías
- él/ella barzonearía
- nosotros barzonearíamos
- vosotros barzonearíais
- ellos/ellas barzonearían
Conditionalis II
- ik zou hebben geflaneerd
- jij zou hebben geflaneerd
- hij/zij/het zou hebben geflaneerd
- wij zouden hebben geflaneerd
- jullie zouden hebben geflaneerd
- zij zouden hebben geflaneerd
Condicional perfecto
- yo habría barzoneado
- tú habrías barzoneado
- él/ella habría barzoneado
- nosotros habríamos barzoneado
- vosotros habríais barzoneado
- ellos/ellas habrían barzoneado
Imperatief
- jij flaneer
- jullie flaneert
Imperativo presente
- tú barzonea
- vosotros barzonead