Vervoeging van gniffelen

Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik gniffel
    • jij gniffelt
    • hij/zij/het gniffelt
    • wij gniffelen
    • jullie gniffelen
    • zij gniffelen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik gniffelde
    • jij gniffelde
    • hij/zij/het gniffelde
    • wij gniffelden
    • jullie gniffelden
    • zij gniffelden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gegniffeld
    • jij hebt gegniffeld
    • hij/zij/het heeft gegniffeld
    • wij hebben gegniffeld
    • jullie hebben gegniffeld
    • zij hebben gegniffeld
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gegniffeld
    • jij had gegniffeld
    • hij/zij/het had gegniffeld
    • wij hadden gegniffeld
    • jullie hadden gegniffeld
    • zij hadden gegniffeld
  • Toekomende tijd I

    • ik zal gniffelen
    • jij zult gniffelen
    • hij/zij/het zal gniffelen
    • wij zullen gniffelen
    • jullie zullen gniffelen
    • zij zullen gniffelen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gegniffeld hebben
    • jij zult gegniffeld hebben
    • hij/zij/het zal gegniffeld hebben
    • wij zullen gegniffeld hebben
    • jullie zullen gegniffeld hebben
    • zij zullen gegniffeld hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou gniffelen
    • jij zou gniffelen
    • hij/zij/het zou gniffelen
    • wij zouden gniffelen
    • jullie zouden gniffelen
    • zij zouden gniffelen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gegniffeld
    • jij zou hebben gegniffeld
    • hij/zij/het zou hebben gegniffeld
    • wij zouden hebben gegniffeld
    • jullie zouden hebben gegniffeld
    • zij zouden hebben gegniffeld
  • Imperatief

    • jij gniffel
    • jullie gniffelt