Vervoeging van ijzelen
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het ijzelt
- zij ijzelen
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het ijzelde
- zij ijzelden
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft geijzeld
- zij hebben geijzeld
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had geijzeld
- zij hadden geijzeld
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal ijzelen
- zij zult ijzelen
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal geijzeld hebben
- zij zult geijzeld hebben
Conditionalis I
- hij/zij/het zal ijzelen
- zij zullen ijzelen
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben geijzeld
- zij zullen hebben geijzeld