Vervoeging van judoën
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik judo
- jij judoot
- hij/zij/het judoot
- wij judoën
- jullie judoën
- zij judoën
Onvoltooid verleden tijd
- ik judode
- jij judode
- hij/zij/het judode
- wij judoden
- jullie judoden
- zij judoden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gejudood
- jij hebt gejudood
- hij/zij/het heeft gejudood
- wij hebben gejudood
- jullie hebben gejudood
- zij hebben gejudood
Voltooid verleden tijd
- ik had gejudood
- jij had gejudood
- hij/zij/het had gejudood
- wij hadden gejudood
- jullie hadden gejudood
- zij hadden gejudood
Toekomende tijd I
- ik zal judoën
- jij zult judoën
- hij/zij/het zal judoën
- wij zullen judoën
- jullie zullen judoën
- zij zullen judoën
Toekomende tijd II
- ik zal gejudood hebben
- jij zult gejudood hebben
- hij/zij/het zal gejudood hebben
- wij zullen gejudood hebben
- jullie zullen gejudood hebben
- zij zullen gejudood hebben
Conditionalis I
- ik zou judoën
- jij zou judoën
- hij/zij/het zou judoën
- wij zouden judoën
- jullie zouden judoën
- zij zouden judoën
Conditionalis II
- ik zou hebben gejudood
- jij zou hebben gejudood
- hij/zij/het zou hebben gejudood
- wij zouden hebben gejudood
- jullie zouden hebben gejudood
- zij zouden hebben gejudood
Imperatief
- jij judo
- jullie judoot