Vervoeging van plastificeren

• Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik plastificeer
  • jij plastificeert
  • hij/zij/het plastificeert
  • wij plastificeren
  • jullie plastificeren
  • zij plastificeren

• Onvoltooid verleden tijd

  • ik plastificeerde
  • jij plastificeerde
  • hij/zij/het plastificeerde
  • wij plastificeerden
  • jullie plastificeerden
  • zij plastificeerden

• Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geplastificeerd
  • jij hebt geplastificeerd
  • hij/zij/het heeft geplastificeerd
  • wij hebben geplastificeerd
  • jullie hebben geplastificeerd
  • zij hebben geplastificeerd

• Voltooid verleden tijd

  • ik had geplastificeerd
  • jij had geplastificeerd
  • hij/zij/het had geplastificeerd
  • wij hadden geplastificeerd
  • jullie hadden geplastificeerd
  • zij hadden geplastificeerd

• Toekomende tijd I

  • ik zal plastificeren
  • jij zult plastificeren
  • hij/zij/het zal plastificeren
  • wij zullen plastificeren
  • jullie zullen plastificeren
  • zij zullen plastificeren

• Toekomende tijd II

  • ik zal geplastificeerd hebben
  • jij zult geplastificeerd hebben
  • hij/zij/het zal geplastificeerd hebben
  • wij zullen geplastificeerd hebben
  • jullie zullen geplastificeerd hebben
  • zij zullen geplastificeerd hebben

• Conditionalis I

  • ik zou plastificeren
  • jij zou plastificeren
  • hij/zij/het zou plastificeren
  • wij zouden plastificeren
  • jullie zouden plastificeren
  • zij zouden plastificeren

• Conditionalis II

  • ik zou hebben geplastificeerd
  • jij zou hebben geplastificeerd
  • hij/zij/het zou hebben geplastificeerd
  • wij zouden hebben geplastificeerd
  • jullie zouden hebben geplastificeerd
  • zij zouden hebben geplastificeerd

• Imperatief

  • jij plastificeer
  • jullie plastificeert

Verwijzingen