Vervoeging van slenteren
Onbepaalde wijs (infinitief): slenteren
				
				Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik slenter
 - jij slentert
 - hij/zij/het slentert
 - wij slenteren
 - jullie slenteren
 - zij slenteren
 
Indicativo presente
- yo barzoneo
 - tú barzoneas
 - él/ella barzonea
 - nosotros barzoneamos
 - vosotros barzoneáis
 - ellos/ellas barzonean
 
Onvoltooid verleden tijd
- ik slenterde
 - jij slenterde
 - hij/zij/het slenterde
 - wij slenterden
 - jullie slenterden
 - zij slenterden
 
Indefinido
- yo barzoneé
 - tú barzoneaste
 - él/ella barzoneó
 - nosotros barzoneamos
 - vosotros barzoneasteis
 - ellos/ellas barzonearon
 
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geslenterd
 - jij hebt geslenterd
 - hij/zij/het heeft geslenterd
 - wij hebben geslenterd
 - jullie hebben geslenterd
 - zij hebben geslenterd
 
Pretérito perfecto compuesto
- yo he barzoneado
 - tú has barzoneado
 - él/ella ha barzoneado
 - nosotros hemos barzoneado
 - vosotros habéis barzoneado
 - ellos/ellas han barzoneado
 
Voltooid verleden tijd
- ik had geslenterd
 - jij had geslenterd
 - hij/zij/het had geslenterd
 - wij hadden geslenterd
 - jullie hadden geslenterd
 - zij hadden geslenterd
 
Pluscuamperfecto
- yo había barzoneado
 - tú habías barzoneado
 - él/ella había barzoneado
 - nosotros habíamos barzoneado
 - vosotros habíais barzoneado
 - ellos/ellas habían barzoneado
 
Toekomende tijd I
- ik zal slenteren
 - jij zult slenteren
 - hij/zij/het zal slenteren
 - wij zullen slenteren
 - jullie zullen slenteren
 - zij zullen slenteren
 
Futuro I
- yo barzonearé
 - tú barzonearás
 - él/ella barzoneará
 - nosotros barzonearemos
 - vosotros barzonearéis
 - ellos/ellas barzonearán
 
Toekomende tijd II
- ik zal geslenterd hebben
 - jij zult geslenterd hebben
 - hij/zij/het zal geslenterd hebben
 - wij zullen geslenterd hebben
 - jullie zullen geslenterd hebben
 - zij zullen geslenterd hebben
 
Futuro perfecto
- yo habré barzoneado
 - tú habrás barzoneado
 - él/ella habrá barzoneado
 - nosotros habremos barzoneado
 - vosotros habréis barzoneado
 - ellos/ellas habrán barzoneado
 
Conditionalis I
- ik zou slenteren
 - jij zou slenteren
 - hij/zij/het zou slenteren
 - wij zouden slenteren
 - jullie zouden slenteren
 - zij zouden slenteren
 
Condicional
- yo barzonearía
 - tú barzonearías
 - él/ella barzonearía
 - nosotros barzonearíamos
 - vosotros barzonearíais
 - ellos/ellas barzonearían
 
Conditionalis II
- ik zou hebben geslenterd
 - jij zou hebben geslenterd
 - hij/zij/het zou hebben geslenterd
 - wij zouden hebben geslenterd
 - jullie zouden hebben geslenterd
 - zij zouden hebben geslenterd
 
Condicional perfecto
- yo habría barzoneado
 - tú habrías barzoneado
 - él/ella habría barzoneado
 - nosotros habríamos barzoneado
 - vosotros habríais barzoneado
 - ellos/ellas habrían barzoneado
 
Imperatief
- jij slenter
 - jullie slentert
 
Imperativo presente
- tú barzonea
 - vosotros barzonead