Vervoeging van twinkelen

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het twinkelt
  • zij twinkelen

Indicativo presente

  • él/ella riela
  • ellos/ellas rielan

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het twinkelde
  • zij twinkelden

Indefinido

  • él/ella rieló
  • ellos/ellas rielaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft getwinkeld
  • zij hebben getwinkeld

Pretérito perfecto compuesto

  • él/ella ha rielado
  • ellos/ellas han rielado

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had getwinkeld
  • zij hadden getwinkeld

Pluscuamperfecto

  • él/ella había rielado
  • ellos/ellas habían rielado

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal twinkelen
  • zij zult twinkelen

Futuro I

  • él/ella rielará
  • ellos/ellas rielarán

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal getwinkeld hebben
  • zij zult getwinkeld hebben

Futuro perfecto

  • él/ella habrá rielado
  • ellos/ellas habrán rielado

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal twinkelen
  • zij zullen twinkelen

Condicional

  • él/ella rielaría
  • ellos/ellas rielarían

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben getwinkeld
  • zij zullen hebben getwinkeld

Condicional perfecto

  • él/ella habría rielado
  • ellos/ellas habrían rielado

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van twinkelen