Vervoeging van doctoreren
Onbepaalde wijs (infinitief): doctoreren
Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik doctoreer
- jij doctoreert
- hij/zij/het doctoreert
- wij doctoreren
- jullie doctoreren
- zij doctoreren
Onvoltooid verleden tijd
- ik doctoreerde
- jij doctoreerde
- hij/zij/het doctoreerde
- wij doctoreerden
- jullie doctoreerden
- zij doctoreerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gedoctoreerd
- jij hebt gedoctoreerd
- hij/zij/het heeft gedoctoreerd
- wij hebben gedoctoreerd
- jullie hebben gedoctoreerd
- zij hebben gedoctoreerd
Voltooid verleden tijd
- ik had gedoctoreerd
- jij had gedoctoreerd
- hij/zij/het had gedoctoreerd
- wij hadden gedoctoreerd
- jullie hadden gedoctoreerd
- zij hadden gedoctoreerd
Toekomende tijd I
- ik zal doctoreren
- jij zult doctoreren
- hij/zij/het zal doctoreren
- wij zullen doctoreren
- jullie zullen doctoreren
- zij zullen doctoreren
Toekomende tijd II
- ik zal gedoctoreerd hebben
- jij zult gedoctoreerd hebben
- hij/zij/het zal gedoctoreerd hebben
- wij zullen gedoctoreerd hebben
- jullie zullen gedoctoreerd hebben
- zij zullen gedoctoreerd hebben
Conditionalis I
- ik zou doctoreren
- jij zou doctoreren
- hij/zij/het zou doctoreren
- wij zouden doctoreren
- jullie zouden doctoreren
- zij zouden doctoreren
Conditionalis II
- ik zou hebben gedoctoreerd
- jij zou hebben gedoctoreerd
- hij/zij/het zou hebben gedoctoreerd
- wij zouden hebben gedoctoreerd
- jullie zouden hebben gedoctoreerd
- zij zouden hebben gedoctoreerd
Imperatief
- jij doctoreer
- jullie doctoreert