Vervoeging van koetsen
Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik koets
 - jij koetst
 - hij/zij/het koetst
 - wij koetsen
 - jullie koetsen
 - zij koetsen
 
Onvoltooid verleden tijd
- ik koetste
 - jij koetste
 - hij/zij/het koetste
 - wij koetsten
 - jullie koetsten
 - zij koetsten
 
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gekoetst
 - jij hebt gekoetst
 - hij/zij/het heeft gekoetst
 - wij hebben gekoetst
 - jullie hebben gekoetst
 - zij hebben gekoetst
 
Voltooid verleden tijd
- ik had gekoetst
 - jij had gekoetst
 - hij/zij/het had gekoetst
 - wij hadden gekoetst
 - jullie hadden gekoetst
 - zij hadden gekoetst
 
Toekomende tijd I
- ik zal koetsen
 - jij zult koetsen
 - hij/zij/het zal koetsen
 - wij zullen koetsen
 - jullie zullen koetsen
 - zij zullen koetsen
 
Toekomende tijd II
- ik zal gekoetst hebben
 - jij zult gekoetst hebben
 - hij/zij/het zal gekoetst hebben
 - wij zullen gekoetst hebben
 - jullie zullen gekoetst hebben
 - zij zullen gekoetst hebben
 
Conditionalis I
- ik zou koetsen
 - jij zou koetsen
 - hij/zij/het zou koetsen
 - wij zouden koetsen
 - jullie zouden koetsen
 - zij zouden koetsen
 
Conditionalis II
- ik zou hebben gekoetst
 - jij zou hebben gekoetst
 - hij/zij/het zou hebben gekoetst
 - wij zouden hebben gekoetst
 - jullie zouden hebben gekoetst
 - zij zouden hebben gekoetst
 
Imperatief
- jij koets
 - jullie koetst