Vervoeging van ontgrendelen

Onbepaalde wijs (infinitief): ontgrendelen

Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik ontgrendel
    • jij ontgrendelt
    • hij/zij/het ontgrendelt
    • wij ontgrendelen
    • jullie ontgrendelen
    • zij ontgrendelen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik ontgrendelde
    • jij ontgrendelde
    • hij/zij/het ontgrendelde
    • wij ontgrendelden
    • jullie ontgrendelden
    • zij ontgrendelden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb ontgrendeld
    • jij hebt ontgrendeld
    • hij/zij/het heeft ontgrendeld
    • wij hebben ontgrendeld
    • jullie hebben ontgrendeld
    • zij hebben ontgrendeld
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had ontgrendeld
    • jij had ontgrendeld
    • hij/zij/het had ontgrendeld
    • wij hadden ontgrendeld
    • jullie hadden ontgrendeld
    • zij hadden ontgrendeld
  • Toekomende tijd I

    • ik zal ontgrendelen
    • jij zult ontgrendelen
    • hij/zij/het zal ontgrendelen
    • wij zullen ontgrendelen
    • jullie zullen ontgrendelen
    • zij zullen ontgrendelen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal ontgrendeld hebben
    • jij zult ontgrendeld hebben
    • hij/zij/het zal ontgrendeld hebben
    • wij zullen ontgrendeld hebben
    • jullie zullen ontgrendeld hebben
    • zij zullen ontgrendeld hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou ontgrendelen
    • jij zou ontgrendelen
    • hij/zij/het zou ontgrendelen
    • wij zouden ontgrendelen
    • jullie zouden ontgrendelen
    • zij zouden ontgrendelen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben ontgrendeld
    • jij zou hebben ontgrendeld
    • hij/zij/het zou hebben ontgrendeld
    • wij zouden hebben ontgrendeld
    • jullie zouden hebben ontgrendeld
    • zij zouden hebben ontgrendeld
  • Imperatief

    • jij ontgrendel
    • jullie ontgrendelt