Vervoeging van overlappen
Onbepaalde wijs (infinitief): overlappen
				
				Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik overlap
 - jij overlapt
 - hij/zij/het overlapt
 - wij overlappen
 - jullie overlappen
 - zij overlappen
 
Onvoltooid verleden tijd
- ik overlapte
 - jij overlapte
 - hij/zij/het overlapte
 - wij overlapten
 - jullie overlapten
 - zij overlapten
 
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb overlapt
 - jij hebt overlapt
 - hij/zij/het heeft overlapt
 - wij hebben overlapt
 - jullie hebben overlapt
 - zij hebben overlapt
 
Voltooid verleden tijd
- ik had overlapt
 - jij had overlapt
 - hij/zij/het had overlapt
 - wij hadden overlapt
 - jullie hadden overlapt
 - zij hadden overlapt
 
Toekomende tijd I
- ik zal overlappen
 - jij zult overlappen
 - hij/zij/het zal overlappen
 - wij zullen overlappen
 - jullie zullen overlappen
 - zij zullen overlappen
 
Toekomende tijd II
- ik zal overlapt hebben
 - jij zult overlapt hebben
 - hij/zij/het zal overlapt hebben
 - wij zullen overlapt hebben
 - jullie zullen overlapt hebben
 - zij zullen overlapt hebben
 
Conditionalis I
- ik zou overlappen
 - jij zou overlappen
 - hij/zij/het zou overlappen
 - wij zouden overlappen
 - jullie zouden overlappen
 - zij zouden overlappen
 
Conditionalis II
- ik zou hebben overlapt
 - jij zou hebben overlapt
 - hij/zij/het zou hebben overlapt
 - wij zouden hebben overlapt
 - jullie zouden hebben overlapt
 - zij zouden hebben overlapt
 
Imperatief
- jij overlap
 - jullie overlapt