Vervoeging van impliceren
Onbepaalde wijs (infinitief): impliceren
Er is helaas geen Italiaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik impliceer
- jij impliceert
- hij/zij/het impliceert
- wij impliceren
- jullie impliceren
- zij impliceren
Onvoltooid verleden tijd
- ik impliceerde
- jij impliceerde
- hij/zij/het impliceerde
- wij impliceerden
- jullie impliceerden
- zij impliceerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geïmpliceerd
- jij hebt geïmpliceerd
- hij/zij/het heeft geïmpliceerd
- wij hebben geïmpliceerd
- jullie hebben geïmpliceerd
- zij hebben geïmpliceerd
Voltooid verleden tijd
- ik had geïmpliceerd
- jij had geïmpliceerd
- hij/zij/het had geïmpliceerd
- wij hadden geïmpliceerd
- jullie hadden geïmpliceerd
- zij hadden geïmpliceerd
Toekomende tijd I
- ik zal impliceren
- jij zult impliceren
- hij/zij/het zal impliceren
- wij zullen impliceren
- jullie zullen impliceren
- zij zullen impliceren
Toekomende tijd II
- ik zal geïmpliceerd hebben
- jij zult geïmpliceerd hebben
- hij/zij/het zal geïmpliceerd hebben
- wij zullen geïmpliceerd hebben
- jullie zullen geïmpliceerd hebben
- zij zullen geïmpliceerd hebben
Conditionalis I
- ik zou impliceren
- jij zou impliceren
- hij/zij/het zou impliceren
- wij zouden impliceren
- jullie zouden impliceren
- zij zouden impliceren
Conditionalis II
- ik zou hebben geïmpliceerd
- jij zou hebben geïmpliceerd
- hij/zij/het zou hebben geïmpliceerd
- wij zouden hebben geïmpliceerd
- jullie zouden hebben geïmpliceerd
- zij zouden hebben geïmpliceerd
Imperatief
- jij impliceer
- jullie impliceert