Vervoeging van inpakken

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik pak in
  • jij pakt in
  • hij/zij/het pakt in
  • wij pakken in
  • jullie pakken in
  • zij pakken in

Presente

  • io assorbo
  • tu assorbi
  • lui/lei/Lei assorbe
  • noi assorbiamo
  • voi/Voi assorbite
  • loro/Loro assorbono

Onvoltooid verleden tijd

  • ik pakte in
  • jij pakte in
  • hij/zij/het pakte in
  • wij pakten in
  • jullie pakten in
  • zij pakten in

Imperfetto

  • io assorbivo
  • tu assorbivi
  • lui/lei/Lei assorbiva
  • noi assorbivamo
  • voi/Voi assorbivate
  • loro/Loro assorbivano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb ingepakt
  • jij hebt ingepakt
  • hij/zij/het heeft ingepakt
  • wij hebben ingepakt
  • jullie hebben ingepakt
  • zij hebben ingepakt

Passato prossimo

  • io ho assorbito
  • tu hai assorbito
  • lui/lei/Lei ha assorbito
  • noi abbiamo assorbito
  • voi/Voi avete assorbito
  • loro/Loro hanno assorbito

Voltooid verleden tijd

  • ik had ingepakt
  • jij had ingepakt
  • hij/zij/het had ingepakt
  • wij hadden ingepakt
  • jullie hadden ingepakt
  • zij hadden ingepakt

Trapassato prossimo

  • io avevo assorbito
  • tu avevi assorbito
  • lui/lei/Lei aveva assorbito
  • noi avevamo assorbito
  • voi/Voi avevate assorbito
  • loro/Loro avevano assorbito

Toekomende tijd I

  • ik zal inpakken
  • jij zult inpakken
  • hij/zij/het zal inpakken
  • wij zullen inpakken
  • jullie zullen inpakken
  • zij zullen inpakken

Futuro semplice

  • io assorbirò
  • tu assorbirai
  • lui/lei/Lei assorbirà
  • noi assorbiremo
  • voi/Voi assorbirete
  • loro/Loro assorbiranno

Toekomende tijd II

  • ik zal ingepakt hebben
  • jij zult ingepakt hebben
  • hij/zij/het zal ingepakt hebben
  • wij zullen ingepakt hebben
  • jullie zullen ingepakt hebben
  • zij zullen ingepakt hebben

Futuro anteriore

  • io avrò assorbito
  • tu avrai assorbito
  • lui/lei/Lei avrà assorbito
  • noi avremo assorbito
  • voi/Voi avrete assorbito
  • loro/Loro avranno assorbito

Conditionalis I

  • ik zou inpakken
  • jij zou inpakken
  • hij/zij/het zou inpakken
  • wij zouden inpakken
  • jullie zouden inpakken
  • zij zouden inpakken

Condizionale presente

  • io assorbirei
  • tu assorbiresti
  • lui/lei/Lei assorbirebbe
  • noi assorbiremmo
  • voi/Voi assorbireste
  • loro/Loro assorbirebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben ingepakt
  • jij zou hebben ingepakt
  • hij/zij/het zou hebben ingepakt
  • wij zouden hebben ingepakt
  • jullie zouden hebben ingepakt
  • zij zouden hebben ingepakt

Condizionale passato

  • io avrei assorbito
  • tu avresti assorbito
  • lui/lei/Lei avrebbe assorbito
  • noi avremmo assorbito
  • voi/Voi avreste assorbito
  • loro/Loro avrebbero assorbito

Imperatief

  • jij pak in
  • jullie pakt in

Imperativo

  • tu assorbi
  • voi/Voi assorbite

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van inpakken