Vervoeging van opblinken
Onbepaalde wijs (infinitief): opblinken
				
				Er is helaas geen Italiaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik blink op
 - jij blinkt op
 - hij/zij/het blinkt op
 - wij blinken op
 - jullie blinken op
 - zij blinken op
 
Onvoltooid verleden tijd
- ik blonk op
 - jij blonk op
 - hij/zij/het blonk op
 - wij blonken op
 - jullie blonken op
 - zij blonken op
 
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgeblonken
 - jij hebt opgeblonken
 - hij/zij/het heeft opgeblonken
 - wij hebben opgeblonken
 - jullie hebben opgeblonken
 - zij hebben opgeblonken
 
Voltooid verleden tijd
- ik had opgeblonken
 - jij had opgeblonken
 - hij/zij/het had opgeblonken
 - wij hadden opgeblonken
 - jullie hadden opgeblonken
 - zij hadden opgeblonken
 
Toekomende tijd I
- ik zal opblinken
 - jij zult opblinken
 - hij/zij/het zal opblinken
 - wij zullen opblinken
 - jullie zullen opblinken
 - zij zullen opblinken
 
Toekomende tijd II
- ik zal opgeblonken hebben
 - jij zult opgeblonken hebben
 - hij/zij/het zal opgeblonken hebben
 - wij zullen opgeblonken hebben
 - jullie zullen opgeblonken hebben
 - zij zullen opgeblonken hebben
 
Conditionalis I
- ik zou opblinken
 - jij zou opblinken
 - hij/zij/het zou opblinken
 - wij zouden opblinken
 - jullie zouden opblinken
 - zij zouden opblinken
 
Conditionalis II
- ik zou hebben opgeblonken
 - jij zou hebben opgeblonken
 - hij/zij/het zou hebben opgeblonken
 - wij zouden hebben opgeblonken
 - jullie zouden hebben opgeblonken
 - zij zouden hebben opgeblonken
 
Imperatief
- jij blink op
 - jullie blinkt op