Vervoeging van quoteren

• Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik quoteer
  • jij quoteert
  • hij/zij/het quoteert
  • wij quoteren
  • jullie quoteren
  • zij quoteren

• Onvoltooid verleden tijd

  • ik quoteerde
  • jij quoteerde
  • hij/zij/het quoteerde
  • wij quoteerden
  • jullie quoteerden
  • zij quoteerden

• Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gequoteerd
  • jij hebt gequoteerd
  • hij/zij/het heeft gequoteerd
  • wij hebben gequoteerd
  • jullie hebben gequoteerd
  • zij hebben gequoteerd

• Voltooid verleden tijd

  • ik had gequoteerd
  • jij had gequoteerd
  • hij/zij/het had gequoteerd
  • wij hadden gequoteerd
  • jullie hadden gequoteerd
  • zij hadden gequoteerd

• Toekomende tijd I

  • ik zal quoteren
  • jij zult quoteren
  • hij/zij/het zal quoteren
  • wij zullen quoteren
  • jullie zullen quoteren
  • zij zullen quoteren

• Toekomende tijd II

  • ik zal gequoteerd hebben
  • jij zult gequoteerd hebben
  • hij/zij/het zal gequoteerd hebben
  • wij zullen gequoteerd hebben
  • jullie zullen gequoteerd hebben
  • zij zullen gequoteerd hebben

• Conditionalis I

  • ik zou quoteren
  • jij zou quoteren
  • hij/zij/het zou quoteren
  • wij zouden quoteren
  • jullie zouden quoteren
  • zij zouden quoteren

• Conditionalis II

  • ik zou hebben gequoteerd
  • jij zou hebben gequoteerd
  • hij/zij/het zou hebben gequoteerd
  • wij zouden hebben gequoteerd
  • jullie zouden hebben gequoteerd
  • zij zouden hebben gequoteerd

• Imperatief

  • jij quoteer
  • jullie quoteert