Vervoeging van ridderen
Onbepaalde wijs (infinitief): ridderen
				
				Er is helaas geen Italiaanse vertaling gevonden.
- Onvoltooid tegenwoordige tijd- ik ridder
- jij riddert
- hij/zij/het riddert
- wij ridderen
- jullie ridderen
- zij ridderen
 
- Onvoltooid verleden tijd- ik ridderde
- jij ridderde
- hij/zij/het ridderde
- wij ridderden
- jullie ridderden
- zij ridderden
 
- Voltooid tegenwoordige tijd- ik heb geridderd
- jij hebt geridderd
- hij/zij/het heeft geridderd
- wij hebben geridderd
- jullie hebben geridderd
- zij hebben geridderd
 
- Voltooid verleden tijd- ik had geridderd
- jij had geridderd
- hij/zij/het had geridderd
- wij hadden geridderd
- jullie hadden geridderd
- zij hadden geridderd
 
- Toekomende tijd I- ik zal ridderen
- jij zult ridderen
- hij/zij/het zal ridderen
- wij zullen ridderen
- jullie zullen ridderen
- zij zullen ridderen
 
- Toekomende tijd II- ik zal geridderd hebben
- jij zult geridderd hebben
- hij/zij/het zal geridderd hebben
- wij zullen geridderd hebben
- jullie zullen geridderd hebben
- zij zullen geridderd hebben
 
- Conditionalis I- ik zou ridderen
- jij zou ridderen
- hij/zij/het zou ridderen
- wij zouden ridderen
- jullie zouden ridderen
- zij zouden ridderen
 
- Conditionalis II- ik zou hebben geridderd
- jij zou hebben geridderd
- hij/zij/het zou hebben geridderd
- wij zouden hebben geridderd
- jullie zouden hebben geridderd
- zij zouden hebben geridderd
 
- Imperatief- jij ridder
- jullie riddert