Vervoeging van samenproppen

Onbepaalde wijs (infinitief): samenproppen

Er is helaas geen Italiaanse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik prop samen
    • jij propt samen
    • hij/zij/het propt samen
    • wij proppen samen
    • jullie proppen samen
    • zij proppen samen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik propte samen
    • jij propte samen
    • hij/zij/het propte samen
    • wij propten samen
    • jullie propten samen
    • zij propten samen
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb samengepropt
    • jij hebt samengepropt
    • hij/zij/het heeft samengepropt
    • wij hebben samengepropt
    • jullie hebben samengepropt
    • zij hebben samengepropt
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had samengepropt
    • jij had samengepropt
    • hij/zij/het had samengepropt
    • wij hadden samengepropt
    • jullie hadden samengepropt
    • zij hadden samengepropt
  • Toekomende tijd I

    • ik zal samenproppen
    • jij zult samenproppen
    • hij/zij/het zal samenproppen
    • wij zullen samenproppen
    • jullie zullen samenproppen
    • zij zullen samenproppen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal samengepropt hebben
    • jij zult samengepropt hebben
    • hij/zij/het zal samengepropt hebben
    • wij zullen samengepropt hebben
    • jullie zullen samengepropt hebben
    • zij zullen samengepropt hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou samenproppen
    • jij zou samenproppen
    • hij/zij/het zou samenproppen
    • wij zouden samenproppen
    • jullie zouden samenproppen
    • zij zouden samenproppen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben samengepropt
    • jij zou hebben samengepropt
    • hij/zij/het zou hebben samengepropt
    • wij zouden hebben samengepropt
    • jullie zouden hebben samengepropt
    • zij zouden hebben samengepropt
  • Imperatief

    • jij prop samen
    • jullie propt samen

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van samenproppen