Vervoeging van samenzweren
Onbepaalde wijs (infinitief): samenzweren
				
				Er is helaas geen Italiaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik zweer samen
 - jij zweert samen
 - hij/zij/het zweert samen
 - wij zweren samen
 - jullie zweren samen
 - zij zweren samen
 
Onvoltooid verleden tijd
- ik zwoer samen
 - jij zwoer samen
 - hij/zij/het zwoer samen
 - wij zwoeren samen
 - jullie zwoeren samen
 - zij zwoeren samen
 
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb samengezworen
 - jij hebt samengezworen
 - hij/zij/het heeft samengezworen
 - wij hebben samengezworen
 - jullie hebben samengezworen
 - zij hebben samengezworen
 
Voltooid verleden tijd
- ik had samengezworen
 - jij had samengezworen
 - hij/zij/het had samengezworen
 - wij hadden samengezworen
 - jullie hadden samengezworen
 - zij hadden samengezworen
 
Toekomende tijd I
- ik zal samenzweren
 - jij zult samenzweren
 - hij/zij/het zal samenzweren
 - wij zullen samenzweren
 - jullie zullen samenzweren
 - zij zullen samenzweren
 
Toekomende tijd II
- ik zal samengezworen hebben
 - jij zult samengezworen hebben
 - hij/zij/het zal samengezworen hebben
 - wij zullen samengezworen hebben
 - jullie zullen samengezworen hebben
 - zij zullen samengezworen hebben
 
Conditionalis I
- ik zou samenzweren
 - jij zou samenzweren
 - hij/zij/het zou samenzweren
 - wij zouden samenzweren
 - jullie zouden samenzweren
 - zij zouden samenzweren
 
Conditionalis II
- ik zou hebben samengezworen
 - jij zou hebben samengezworen
 - hij/zij/het zou hebben samengezworen
 - wij zouden hebben samengezworen
 - jullie zouden hebben samengezworen
 - zij zouden hebben samengezworen
 
Imperatief
- jij zweer samen
 - jullie zweert samen