Vervoeging van verhelderen
Onbepaalde wijs (infinitief): verhelderen
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het verheldert
- zij verhelderen
Presente
- lui/lei/Lei spiega
- loro/Loro spiegano
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het verhelderde
- zij verhelderden
Imperfetto
- lui/lei/Lei spiegava
- loro/Loro spiegavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft verhelderd
- zij hebben verhelderd
Passato prossimo
- lui/lei/Lei ha spiegato
- loro/Loro hanno spiegato
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had verhelderd
- zij hadden verhelderd
Trapassato prossimo
- lui/lei/Lei aveva spiegato
- loro/Loro avevano spiegato
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal verhelderen
- zij zult verhelderen
Futuro semplice
- lui/lei/Lei spiegherà
- loro/Loro spiegheranno
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal verhelderd hebben
- zij zult verhelderd hebben
Futuro anteriore
- lui/lei/Lei avrà spiegato
- loro/Loro avranno spiegato
Conditionalis I
- hij/zij/het zal verhelderen
- zij zullen verhelderen
Condizionale presente
- lui/lei/Lei spiegherebbe
- loro/Loro spiegherebbero
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben verhelderd
- zij zullen hebben verhelderd
Condizionale passato
- lui/lei/Lei avrebbe spiegato
- loro/Loro avrebbero spiegato