Vervoeging van zwijgen

Vertaling: tacere

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik zwijg
  • jij zwijgt
  • hij/zij/het zwijgt
  • wij zwijgen
  • jullie zwijgen
  • zij zwijgen

Presente

  • io taccio
  • tu taci
  • lui/lei/Lei tace
  • noi tacciamo
  • voi/Voi tacete
  • loro/Loro tacciono

Onvoltooid verleden tijd

  • ik zweeg
  • jij zweeg
  • hij/zij/het zweeg
  • wij zwegen
  • jullie zwegen
  • zij zwegen

Imperfetto

  • io tacevo
  • tu tacevi
  • lui/lei/Lei taceva
  • noi tacevamo
  • voi/Voi tacevate
  • loro/Loro tacevano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gezwegen
  • jij hebt gezwegen
  • hij/zij/het heeft gezwegen
  • wij hebben gezwegen
  • jullie hebben gezwegen
  • zij hebben gezwegen

Passato prossimo

  • io ho taciuto
  • tu hai taciuto
  • lui/lei/Lei ha taciuto
  • noi abbiamo taciuto
  • voi/Voi avete taciuto
  • loro/Loro hanno taciuto

Voltooid verleden tijd

  • ik had gezwegen
  • jij had gezwegen
  • hij/zij/het had gezwegen
  • wij hadden gezwegen
  • jullie hadden gezwegen
  • zij hadden gezwegen

Trapassato prossimo

  • io avevo taciuto
  • tu avevi taciuto
  • lui/lei/Lei aveva taciuto
  • noi avevamo taciuto
  • voi/Voi avevate taciuto
  • loro/Loro avevano taciuto

Toekomende tijd I

  • ik zal zwijgen
  • jij zult zwijgen
  • hij/zij/het zal zwijgen
  • wij zullen zwijgen
  • jullie zullen zwijgen
  • zij zullen zwijgen

Futuro semplice

  • io tacerò
  • tu tacerai
  • lui/lei/Lei tacerà
  • noi taceremo
  • voi/Voi tacerete
  • loro/Loro taceranno

Toekomende tijd II

  • ik zal gezwegen hebben
  • jij zult gezwegen hebben
  • hij/zij/het zal gezwegen hebben
  • wij zullen gezwegen hebben
  • jullie zullen gezwegen hebben
  • zij zullen gezwegen hebben

Futuro anteriore

  • io avrò taciuto
  • tu avrai taciuto
  • lui/lei/Lei avrà taciuto
  • noi avremo taciuto
  • voi/Voi avrete taciuto
  • loro/Loro avranno taciuto

Conditionalis I

  • ik zou zwijgen
  • jij zou zwijgen
  • hij/zij/het zou zwijgen
  • wij zouden zwijgen
  • jullie zouden zwijgen
  • zij zouden zwijgen

Condizionale presente

  • io tacerei
  • tu taceresti
  • lui/lei/Lei tacerebbe
  • noi taceremmo
  • voi/Voi tacereste
  • loro/Loro tacerebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben gezwegen
  • jij zou hebben gezwegen
  • hij/zij/het zou hebben gezwegen
  • wij zouden hebben gezwegen
  • jullie zouden hebben gezwegen
  • zij zouden hebben gezwegen

Condizionale passato

  • io avrei taciuto
  • tu avresti taciuto
  • lui/lei/Lei avrebbe taciuto
  • noi avremmo taciuto
  • voi/Voi avreste taciuto
  • loro/Loro avrebbero taciuto

Imperatief

  • jij zwijg
  • jullie zwijgt

Imperativo

  • tu taci
  • voi/Voi tacete