Engels

Nederlands

Present

  • I exalt
  • you exalt
  • he/she/it exalts
  • we exalt
  • you exalt
  • they exalt

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik bewierook
  • jij bewierookt
  • hij/zij/het bewierookt
  • wij bewieroken
  • jullie bewieroken
  • zij bewieroken

Simple past

  • I exalted
  • you exalted
  • he/she/it exalted
  • we exalted
  • you exalted
  • they exalted

Onvoltooid verleden tijd

  • ik bewierookte
  • jij bewierookte
  • hij/zij/het bewierookte
  • wij bewierookten
  • jullie bewierookten
  • zij bewierookten

Present perfect

  • I have exalted
  • you have exalted
  • he/she/it has exalted
  • we have exalted
  • you have exalted
  • they have exalted

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb bewierookt
  • jij hebt bewierookt
  • hij/zij/het heeft bewierookt
  • wij hebben bewierookt
  • jullie hebben bewierookt
  • zij hebben bewierookt

Past perfect

  • I had exalted
  • you had exalted
  • he/she/it had exalted
  • we had exalted
  • you had exalted
  • they had exalted

Voltooid verleden tijd

  • ik had bewierookt
  • jij had bewierookt
  • hij/zij/het had bewierookt
  • wij hadden bewierookt
  • jullie hadden bewierookt
  • zij hadden bewierookt

Future

  • I will exalt
  • you will exalt
  • he/she/it will exalt
  • we will exalt
  • you will exalt
  • they will exalt

Toekomende tijd I

  • ik zal bewieroken
  • jij zult bewieroken
  • hij/zij/het zal bewieroken
  • wij zullen bewieroken
  • jullie zullen bewieroken
  • zij zullen bewieroken

Future perfect

  • I will have exalted
  • you will have exalted
  • he/she/it will have exalted
  • we will have exalted
  • you will have exalted
  • they will have exalted

Toekomende tijd II

  • ik zal bewierookt hebben
  • jij zult bewierookt hebben
  • hij/zij/het zal bewierookt hebben
  • wij zullen bewierookt hebben
  • jullie zullen bewierookt hebben
  • zij zullen bewierookt hebben

Conditional present

  • I would exalt
  • you would exalt
  • he/she/it would exalt
  • we would exalt
  • you would exalt
  • they would exalt

Conditionalis I

  • ik zou bewieroken
  • jij zou bewieroken
  • hij/zij/het zou bewieroken
  • wij zouden bewieroken
  • jullie zouden bewieroken
  • zij zouden bewieroken

Conditional perfect

  • I would have exalted
  • you would have exalted
  • he/she/it would have exalted
  • we would have exalted
  • you would have exalted
  • they would have exalted

Conditionalis II

  • ik zou hebben bewierookt
  • jij zou hebben bewierookt
  • hij/zij/het zou hebben bewierookt
  • wij zouden hebben bewierookt
  • jullie zouden hebben bewierookt
  • zij zouden hebben bewierookt

Imperative

  • you exalt
  • you exalt

Imperatief

  • jij bewierook
  • jullie bewierookt

Verwijzingen

Bekijk 7 definitie(s) van exalt