Vervoeging van flicker

Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it flickers
  • they flicker

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het blikkert
  • zij blikkeren

Simple past

  • he/she/it flickered
  • they flickered

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het blikkerde
  • zij blikkerden

Present perfect

  • he/she/it has flickered
  • they have flickered

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft geblikkerd
  • zij hebben geblikkerd

Past perfect

  • he/she/it had flickered
  • they had flickered

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had geblikkerd
  • zij hadden geblikkerd

Future

  • he/she/it will flicker
  • they will flicker

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal blikkeren
  • zij zult blikkeren

Future perfect

  • he/she/it will have flickered
  • they will have flickered

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal geblikkerd hebben
  • zij zult geblikkerd hebben

Conditional present

  • he/she/it would flicker
  • they would flicker

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal blikkeren
  • zij zullen blikkeren

Conditional perfect

  • he/she/it would have flickered
  • they would have flickered

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben geblikkerd
  • zij zullen hebben geblikkerd

Verwijzingen

Bekijk 5 definitie(s) van flicker