Vervoeging van niggle
Onbepaalde wijs (infinitief): to niggle
Engels
Nederlands
Present
- I niggle
- you niggle
- he/she/it niggles
- we niggle
- you niggle
- they niggle
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik hakketak
- jij hakketakt
- hij/zij/het hakketakt
- wij hakketakken
- jullie hakketakken
- zij hakketakken
Simple past
- I niggled
- you niggled
- he/she/it niggled
- we niggled
- you niggled
- they niggled
Onvoltooid verleden tijd
- ik hakketakte
- jij hakketakte
- hij/zij/het hakketakte
- wij hakketakten
- jullie hakketakten
- zij hakketakten
Present perfect
- I have niggled
- you have niggled
- he/she/it has niggled
- we have niggled
- you have niggled
- they have niggled
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gehakketakt
- jij hebt gehakketakt
- hij/zij/het heeft gehakketakt
- wij hebben gehakketakt
- jullie hebben gehakketakt
- zij hebben gehakketakt
Past perfect
- I had niggled
- you had niggled
- he/she/it had niggled
- we had niggled
- you had niggled
- they had niggled
Voltooid verleden tijd
- ik had gehakketakt
- jij had gehakketakt
- hij/zij/het had gehakketakt
- wij hadden gehakketakt
- jullie hadden gehakketakt
- zij hadden gehakketakt
Future
- I will niggle
- you will niggle
- he/she/it will niggle
- we will niggle
- you will niggle
- they will niggle
Toekomende tijd I
- ik zal hakketakken
- jij zult hakketakken
- hij/zij/het zal hakketakken
- wij zullen hakketakken
- jullie zullen hakketakken
- zij zullen hakketakken
Future perfect
- I will have niggled
- you will have niggled
- he/she/it will have niggled
- we will have niggled
- you will have niggled
- they will have niggled
Toekomende tijd II
- ik zal gehakketakt hebben
- jij zult gehakketakt hebben
- hij/zij/het zal gehakketakt hebben
- wij zullen gehakketakt hebben
- jullie zullen gehakketakt hebben
- zij zullen gehakketakt hebben
Conditional present
- I would niggle
- you would niggle
- he/she/it would niggle
- we would niggle
- you would niggle
- they would niggle
Conditionalis I
- ik zou hakketakken
- jij zou hakketakken
- hij/zij/het zou hakketakken
- wij zouden hakketakken
- jullie zouden hakketakken
- zij zouden hakketakken
Conditional perfect
- I would have niggled
- you would have niggled
- he/she/it would have niggled
- we would have niggled
- you would have niggled
- they would have niggled
Conditionalis II
- ik zou hebben gehakketakt
- jij zou hebben gehakketakt
- hij/zij/het zou hebben gehakketakt
- wij zouden hebben gehakketakt
- jullie zouden hebben gehakketakt
- zij zouden hebben gehakketakt
Imperative
- you niggle
- you niggle
Imperatief
- jij hakketak
- jullie hakketakt