Vervoeging van waggle

Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it waggles
  • they waggle

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het dwarrelt neer
  • zij dwarrelen neer

Simple past

  • he/she/it waggled
  • they waggled

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het dwarrelde neer
  • zij dwarrelden neer

Present perfect

  • he/she/it has waggled
  • they have waggled

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het is neergedwarreld
  • zij zijn neergedwarreld

Past perfect

  • he/she/it had waggled
  • they had waggled

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het was neergedwarreld
  • zij waren neergedwarreld

Future

  • he/she/it will waggle
  • they will waggle

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal neerdwarrelen
  • zij zult neerdwarrelen

Future perfect

  • he/she/it will have waggled
  • they will have waggled

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal neergedwarreld zijn
  • zij zult neergedwarreld zijn

Conditional present

  • he/she/it would waggle
  • they would waggle

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal neerdwarrelen
  • zij zullen neerdwarrelen

Conditional perfect

  • he/she/it would have waggled
  • they would have waggled

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal zijn neergedwarreld
  • zij zullen zijn neergedwarreld

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van waggle