Vervoeging van prescribe
Onbepaalde wijs (infinitief): to prescribe
Engels
Nederlands
Present
- I prescribe
- you prescribe
- he/she/it prescribes
- we prescribe
- you prescribe
- they prescribe
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik recepteer
- jij recepteert
- hij/zij/het recepteert
- wij recepteren
- jullie recepteren
- zij recepteren
Simple past
- I prescribed
- you prescribed
- he/she/it prescribed
- we prescribed
- you prescribed
- they prescribed
Onvoltooid verleden tijd
- ik recepteerde
- jij recepteerde
- hij/zij/het recepteerde
- wij recepteerden
- jullie recepteerden
- zij recepteerden
Present perfect
- I have prescribed
- you have prescribed
- he/she/it has prescribed
- we have prescribed
- you have prescribed
- they have prescribed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gerecepteerd
- jij hebt gerecepteerd
- hij/zij/het heeft gerecepteerd
- wij hebben gerecepteerd
- jullie hebben gerecepteerd
- zij hebben gerecepteerd
Past perfect
- I had prescribed
- you had prescribed
- he/she/it had prescribed
- we had prescribed
- you had prescribed
- they had prescribed
Voltooid verleden tijd
- ik had gerecepteerd
- jij had gerecepteerd
- hij/zij/het had gerecepteerd
- wij hadden gerecepteerd
- jullie hadden gerecepteerd
- zij hadden gerecepteerd
Future
- I will prescribe
- you will prescribe
- he/she/it will prescribe
- we will prescribe
- you will prescribe
- they will prescribe
Toekomende tijd I
- ik zal recepteren
- jij zult recepteren
- hij/zij/het zal recepteren
- wij zullen recepteren
- jullie zullen recepteren
- zij zullen recepteren
Future perfect
- I will have prescribed
- you will have prescribed
- he/she/it will have prescribed
- we will have prescribed
- you will have prescribed
- they will have prescribed
Toekomende tijd II
- ik zal gerecepteerd hebben
- jij zult gerecepteerd hebben
- hij/zij/het zal gerecepteerd hebben
- wij zullen gerecepteerd hebben
- jullie zullen gerecepteerd hebben
- zij zullen gerecepteerd hebben
Conditional present
- I would prescribe
- you would prescribe
- he/she/it would prescribe
- we would prescribe
- you would prescribe
- they would prescribe
Conditionalis I
- ik zou recepteren
- jij zou recepteren
- hij/zij/het zou recepteren
- wij zouden recepteren
- jullie zouden recepteren
- zij zouden recepteren
Conditional perfect
- I would have prescribed
- you would have prescribed
- he/she/it would have prescribed
- we would have prescribed
- you would have prescribed
- they would have prescribed
Conditionalis II
- ik zou hebben gerecepteerd
- jij zou hebben gerecepteerd
- hij/zij/het zou hebben gerecepteerd
- wij zouden hebben gerecepteerd
- jullie zouden hebben gerecepteerd
- zij zouden hebben gerecepteerd
Imperative
- you prescribe
- you prescribe
Imperatief
- jij recepteer
- jullie recepteert