Vervoeging van huff
Onbepaalde wijs (infinitief): to huff
Engels
Nederlands
Present
- I huff
- you huff
- he/she/it huffs
- we huff
- you huff
- they huff
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik snuf
- jij snuft
- hij/zij/het snuft
- wij snuffen
- jullie snuffen
- zij snuffen
Simple past
- I huffed
- you huffed
- he/she/it huffed
- we huffed
- you huffed
- they huffed
Onvoltooid verleden tijd
- ik snufte
- jij snufte
- hij/zij/het snufte
- wij snuften
- jullie snuften
- zij snuften
Present perfect
- I have huffed
- you have huffed
- he/she/it has huffed
- we have huffed
- you have huffed
- they have huffed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gesnuft
- jij hebt gesnuft
- hij/zij/het heeft gesnuft
- wij hebben gesnuft
- jullie hebben gesnuft
- zij hebben gesnuft
Past perfect
- I had huffed
- you had huffed
- he/she/it had huffed
- we had huffed
- you had huffed
- they had huffed
Voltooid verleden tijd
- ik had gesnuft
- jij had gesnuft
- hij/zij/het had gesnuft
- wij hadden gesnuft
- jullie hadden gesnuft
- zij hadden gesnuft
Future
- I will huff
- you will huff
- he/she/it will huff
- we will huff
- you will huff
- they will huff
Toekomende tijd I
- ik zal snuffen
- jij zult snuffen
- hij/zij/het zal snuffen
- wij zullen snuffen
- jullie zullen snuffen
- zij zullen snuffen
Future perfect
- I will have huffed
- you will have huffed
- he/she/it will have huffed
- we will have huffed
- you will have huffed
- they will have huffed
Toekomende tijd II
- ik zal gesnuft hebben
- jij zult gesnuft hebben
- hij/zij/het zal gesnuft hebben
- wij zullen gesnuft hebben
- jullie zullen gesnuft hebben
- zij zullen gesnuft hebben
Conditional present
- I would huff
- you would huff
- he/she/it would huff
- we would huff
- you would huff
- they would huff
Conditionalis I
- ik zou snuffen
- jij zou snuffen
- hij/zij/het zou snuffen
- wij zouden snuffen
- jullie zouden snuffen
- zij zouden snuffen
Conditional perfect
- I would have huffed
- you would have huffed
- he/she/it would have huffed
- we would have huffed
- you would have huffed
- they would have huffed
Conditionalis II
- ik zou hebben gesnuft
- jij zou hebben gesnuft
- hij/zij/het zou hebben gesnuft
- wij zouden hebben gesnuft
- jullie zouden hebben gesnuft
- zij zouden hebben gesnuft
Imperative
- you huff
- you huff
Imperatief
- jij snuf
- jullie snuft