Vervoeging van freeze
Onbepaalde wijs (infinitief): to freeze
Engels
Nederlands
Present
- I freeze
- you freeze
- he/she/it freezes
- we freeze
- you freeze
- they freeze
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verkleum
- jij verkleumt
- hij/zij/het verkleumt
- wij verkleumen
- jullie verkleumen
- zij verkleumen
Simple past
- I froze
- you froze
- he/she/it froze
- we froze
- you froze
- they froze
Onvoltooid verleden tijd
- ik verkleumde
- jij verkleumde
- hij/zij/het verkleumde
- wij verkleumden
- jullie verkleumden
- zij verkleumden
Present perfect
- I have frozen
- you have frozen
- he/she/it has frozen
- we have frozen
- you have frozen
- they have frozen
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verkleumd
- jij hebt verkleumd
- hij/zij/het heeft verkleumd
- wij hebben verkleumd
- jullie hebben verkleumd
- zij hebben verkleumd
Past perfect
- I had frozen
- you had frozen
- he/she/it had frozen
- we had frozen
- you had frozen
- they had frozen
Voltooid verleden tijd
- ik had verkleumd
- jij had verkleumd
- hij/zij/het had verkleumd
- wij hadden verkleumd
- jullie hadden verkleumd
- zij hadden verkleumd
Future
- I will freeze
- you will freeze
- he/she/it will freeze
- we will freeze
- you will freeze
- they will freeze
Toekomende tijd I
- ik zal verkleumen
- jij zult verkleumen
- hij/zij/het zal verkleumen
- wij zullen verkleumen
- jullie zullen verkleumen
- zij zullen verkleumen
Future perfect
- I will have frozen
- you will have frozen
- he/she/it will have frozen
- we will have frozen
- you will have frozen
- they will have frozen
Toekomende tijd II
- ik zal verkleumd hebben
- jij zult verkleumd hebben
- hij/zij/het zal verkleumd hebben
- wij zullen verkleumd hebben
- jullie zullen verkleumd hebben
- zij zullen verkleumd hebben
Conditional present
- I would freeze
- you would freeze
- he/she/it would freeze
- we would freeze
- you would freeze
- they would freeze
Conditionalis I
- ik zou verkleumen
- jij zou verkleumen
- hij/zij/het zou verkleumen
- wij zouden verkleumen
- jullie zouden verkleumen
- zij zouden verkleumen
Conditional perfect
- I would have frozen
- you would have frozen
- he/she/it would have frozen
- we would have frozen
- you would have frozen
- they would have frozen
Conditionalis II
- ik zou hebben verkleumd
- jij zou hebben verkleumd
- hij/zij/het zou hebben verkleumd
- wij zouden hebben verkleumd
- jullie zouden hebben verkleumd
- zij zouden hebben verkleumd
Imperative
- you freeze
- you freeze
Imperatief
- jij verkleum
- jullie verkleumt