Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it creases
  • they crease

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het verkreukelt
  • zij verkreukelen

Simple past

  • he/she/it creased
  • they creased

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het verkreukelde
  • zij verkreukelden

Present perfect

  • he/she/it has creased
  • they have creased

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft verkreukeld
  • zij hebben verkreukeld

Past perfect

  • he/she/it had creased
  • they had creased

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had verkreukeld
  • zij hadden verkreukeld

Future

  • he/she/it will crease
  • they will crease

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal verkreukelen
  • zij zult verkreukelen

Future perfect

  • he/she/it will have creased
  • they will have creased

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal verkreukeld hebben
  • zij zult verkreukeld hebben

Conditional present

  • he/she/it would crease
  • they would crease

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal verkreukelen
  • zij zullen verkreukelen

Conditional perfect

  • he/she/it would have creased
  • they would have creased

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben verkreukeld
  • zij zullen hebben verkreukeld

Verwijzingen

Bekijk 8 definitie(s) van crease