Vervoeging van demagnetize
Onbepaalde wijs (infinitief): to demagnetize
				
				Engels
Nederlands
Present
- I demagnetize
 - you demagnetize
 - he/she/it demagnetizes
 - we demagnetize
 - you demagnetize
 - they demagnetize
 
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ontmagnetiseer
 - jij ontmagnetiseert
 - hij/zij/het ontmagnetiseert
 - wij ontmagnetiseren
 - jullie ontmagnetiseren
 - zij ontmagnetiseren
 
Simple past
- I demagnetized
 - you demagnetized
 - he/she/it demagnetized
 - we demagnetized
 - you demagnetized
 - they demagnetized
 
Onvoltooid verleden tijd
- ik ontmagnetiseerde
 - jij ontmagnetiseerde
 - hij/zij/het ontmagnetiseerde
 - wij ontmagnetiseerden
 - jullie ontmagnetiseerden
 - zij ontmagnetiseerden
 
Present perfect
- I have demagnetized
 - you have demagnetized
 - he/she/it has demagnetized
 - we have demagnetized
 - you have demagnetized
 - they have demagnetized
 
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ontmagnetiseerd
 - jij hebt ontmagnetiseerd
 - hij/zij/het heeft ontmagnetiseerd
 - wij hebben ontmagnetiseerd
 - jullie hebben ontmagnetiseerd
 - zij hebben ontmagnetiseerd
 
Past perfect
- I had demagnetized
 - you had demagnetized
 - he/she/it had demagnetized
 - we had demagnetized
 - you had demagnetized
 - they had demagnetized
 
Voltooid verleden tijd
- ik had ontmagnetiseerd
 - jij had ontmagnetiseerd
 - hij/zij/het had ontmagnetiseerd
 - wij hadden ontmagnetiseerd
 - jullie hadden ontmagnetiseerd
 - zij hadden ontmagnetiseerd
 
Future
- I will demagnetize
 - you will demagnetize
 - he/she/it will demagnetize
 - we will demagnetize
 - you will demagnetize
 - they will demagnetize
 
Toekomende tijd I
- ik zal ontmagnetiseren
 - jij zult ontmagnetiseren
 - hij/zij/het zal ontmagnetiseren
 - wij zullen ontmagnetiseren
 - jullie zullen ontmagnetiseren
 - zij zullen ontmagnetiseren
 
Future perfect
- I will have demagnetized
 - you will have demagnetized
 - he/she/it will have demagnetized
 - we will have demagnetized
 - you will have demagnetized
 - they will have demagnetized
 
Toekomende tijd II
- ik zal ontmagnetiseerd hebben
 - jij zult ontmagnetiseerd hebben
 - hij/zij/het zal ontmagnetiseerd hebben
 - wij zullen ontmagnetiseerd hebben
 - jullie zullen ontmagnetiseerd hebben
 - zij zullen ontmagnetiseerd hebben
 
Conditional present
- I would demagnetize
 - you would demagnetize
 - he/she/it would demagnetize
 - we would demagnetize
 - you would demagnetize
 - they would demagnetize
 
Conditionalis I
- ik zou ontmagnetiseren
 - jij zou ontmagnetiseren
 - hij/zij/het zou ontmagnetiseren
 - wij zouden ontmagnetiseren
 - jullie zouden ontmagnetiseren
 - zij zouden ontmagnetiseren
 
Conditional perfect
- I would have demagnetized
 - you would have demagnetized
 - he/she/it would have demagnetized
 - we would have demagnetized
 - you would have demagnetized
 - they would have demagnetized
 
Conditionalis II
- ik zou hebben ontmagnetiseerd
 - jij zou hebben ontmagnetiseerd
 - hij/zij/het zou hebben ontmagnetiseerd
 - wij zouden hebben ontmagnetiseerd
 - jullie zouden hebben ontmagnetiseerd
 - zij zouden hebben ontmagnetiseerd
 
Imperative
- you demagnetize
 - you demagnetize
 
Imperatief
- jij ontmagnetiseer
 - jullie ontmagnetiseert