Engels

Nederlands

Present

  • I found
  • you found
  • he/she/it founds
  • we found
  • you found
  • they found

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik sticht
  • jij sticht
  • hij/zij/het sticht
  • wij stichten
  • jullie stichten
  • zij stichten

Simple past

  • I founded
  • you founded
  • he/she/it founded
  • we founded
  • you founded
  • they founded

Onvoltooid verleden tijd

  • ik stichtte
  • jij stichtte
  • hij/zij/het stichtte
  • wij stichtten
  • jullie stichtten
  • zij stichtten

Present perfect

  • I have founded
  • you have founded
  • he/she/it has founded
  • we have founded
  • you have founded
  • they have founded

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gesticht
  • jij hebt gesticht
  • hij/zij/het heeft gesticht
  • wij hebben gesticht
  • jullie hebben gesticht
  • zij hebben gesticht

Past perfect

  • I had founded
  • you had founded
  • he/she/it had founded
  • we had founded
  • you had founded
  • they had founded

Voltooid verleden tijd

  • ik had gesticht
  • jij had gesticht
  • hij/zij/het had gesticht
  • wij hadden gesticht
  • jullie hadden gesticht
  • zij hadden gesticht

Future

  • I will found
  • you will found
  • he/she/it will found
  • we will found
  • you will found
  • they will found

Toekomende tijd I

  • ik zal stichten
  • jij zult stichten
  • hij/zij/het zal stichten
  • wij zullen stichten
  • jullie zullen stichten
  • zij zullen stichten

Future perfect

  • I will have founded
  • you will have founded
  • he/she/it will have founded
  • we will have founded
  • you will have founded
  • they will have founded

Toekomende tijd II

  • ik zal gesticht hebben
  • jij zult gesticht hebben
  • hij/zij/het zal gesticht hebben
  • wij zullen gesticht hebben
  • jullie zullen gesticht hebben
  • zij zullen gesticht hebben

Conditional present

  • I would found
  • you would found
  • he/she/it would found
  • we would found
  • you would found
  • they would found

Conditionalis I

  • ik zou stichten
  • jij zou stichten
  • hij/zij/het zou stichten
  • wij zouden stichten
  • jullie zouden stichten
  • zij zouden stichten

Conditional perfect

  • I would have founded
  • you would have founded
  • he/she/it would have founded
  • we would have founded
  • you would have founded
  • they would have founded

Conditionalis II

  • ik zou hebben gesticht
  • jij zou hebben gesticht
  • hij/zij/het zou hebben gesticht
  • wij zouden hebben gesticht
  • jullie zouden hebben gesticht
  • zij zouden hebben gesticht

Imperative

  • you found
  • you found

Imperatief

  • jij sticht
  • jullie sticht

Verwijzingen

Bekijk 6 definitie(s) van found