Vervoeging van legislate
Onbepaalde wijs (infinitief): to legislate
				
				Engels
Nederlands
Present
- I legislate
 - you legislate
 - he/she/it legislates
 - we legislate
 - you legislate
 - they legislate
 
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verlijd
 - jij verlijdt
 - hij/zij/het verlijdt
 - wij verlijden
 - jullie verlijden
 - zij verlijden
 
Simple past
- I legislated
 - you legislated
 - he/she/it legislated
 - we legislated
 - you legislated
 - they legislated
 
Onvoltooid verleden tijd
- ik verleed
 - jij verleed
 - hij/zij/het verleed
 - wij verleden
 - jullie verleden
 - zij verleden
 
Present perfect
- I have legislated
 - you have legislated
 - he/she/it has legislated
 - we have legislated
 - you have legislated
 - they have legislated
 
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verleden
 - jij hebt verleden
 - hij/zij/het heeft verleden
 - wij hebben verleden
 - jullie hebben verleden
 - zij hebben verleden
 
Past perfect
- I had legislated
 - you had legislated
 - he/she/it had legislated
 - we had legislated
 - you had legislated
 - they had legislated
 
Voltooid verleden tijd
- ik had verleden
 - jij had verleden
 - hij/zij/het had verleden
 - wij hadden verleden
 - jullie hadden verleden
 - zij hadden verleden
 
Future
- I will legislate
 - you will legislate
 - he/she/it will legislate
 - we will legislate
 - you will legislate
 - they will legislate
 
Toekomende tijd I
- ik zal verlijden
 - jij zult verlijden
 - hij/zij/het zal verlijden
 - wij zullen verlijden
 - jullie zullen verlijden
 - zij zullen verlijden
 
Future perfect
- I will have legislated
 - you will have legislated
 - he/she/it will have legislated
 - we will have legislated
 - you will have legislated
 - they will have legislated
 
Toekomende tijd II
- ik zal verleden hebben
 - jij zult verleden hebben
 - hij/zij/het zal verleden hebben
 - wij zullen verleden hebben
 - jullie zullen verleden hebben
 - zij zullen verleden hebben
 
Conditional present
- I would legislate
 - you would legislate
 - he/she/it would legislate
 - we would legislate
 - you would legislate
 - they would legislate
 
Conditionalis I
- ik zou verlijden
 - jij zou verlijden
 - hij/zij/het zou verlijden
 - wij zouden verlijden
 - jullie zouden verlijden
 - zij zouden verlijden
 
Conditional perfect
- I would have legislated
 - you would have legislated
 - he/she/it would have legislated
 - we would have legislated
 - you would have legislated
 - they would have legislated
 
Conditionalis II
- ik zou hebben verleden
 - jij zou hebben verleden
 - hij/zij/het zou hebben verleden
 - wij zouden hebben verleden
 - jullie zouden hebben verleden
 - zij zouden hebben verleden
 
Imperative
- you legislate
 - you legislate
 
Imperatief
- jij verlijd
 - jullie verlijdt