Vervoeging van objectify
Onbepaalde wijs (infinitief): to objectify
Engels
Nederlands
Present
- he/she/it objectifies
- they objectify
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het veruiterlijkt
- zij veruiterlijken
Simple past
- he/she/it objectified
- they objectified
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het veruiterlijkte
- zij veruiterlijkten
Present perfect
- he/she/it has objectified
- they have objectified
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is veruiterlijkt
- zij zijn veruiterlijkt
Past perfect
- he/she/it had objectified
- they had objectified
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was veruiterlijkt
- zij waren veruiterlijkt
Future
- he/she/it will objectify
- they will objectify
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal veruiterlijken
- zij zult veruiterlijken
Future perfect
- he/she/it will have objectified
- they will have objectified
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal veruiterlijkt zijn
- zij zult veruiterlijkt zijn
Conditional present
- he/she/it would objectify
- they would objectify
Conditionalis I
- hij/zij/het zal veruiterlijken
- zij zullen veruiterlijken
Conditional perfect
- he/she/it would have objectified
- they would have objectified
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn veruiterlijkt
- zij zullen zijn veruiterlijkt