Vervoeging van meditar

Spaans

Nederlands

Indicativo presente

  • yo medito
  • meditas
  • él/ella medita
  • nosotros meditamos
  • vosotros meditáis
  • ellos/ellas meditan

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik wik
  • jij wikt
  • hij/zij/het wikt
  • wij wikken
  • jullie wikken
  • zij wikken

Indefinido

  • yo medité
  • meditaste
  • él/ella meditó
  • nosotros meditamos
  • vosotros meditasteis
  • ellos/ellas meditaron

Onvoltooid verleden tijd

  • ik wikte
  • jij wikte
  • hij/zij/het wikte
  • wij wikten
  • jullie wikten
  • zij wikten

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he meditado
  • has meditado
  • él/ella ha meditado
  • nosotros hemos meditado
  • vosotros habéis meditado
  • ellos/ellas han meditado

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gewikt
  • jij hebt gewikt
  • hij/zij/het heeft gewikt
  • wij hebben gewikt
  • jullie hebben gewikt
  • zij hebben gewikt

Pluscuamperfecto

  • yo había meditado
  • habías meditado
  • él/ella había meditado
  • nosotros habíamos meditado
  • vosotros habíais meditado
  • ellos/ellas habían meditado

Voltooid verleden tijd

  • ik had gewikt
  • jij had gewikt
  • hij/zij/het had gewikt
  • wij hadden gewikt
  • jullie hadden gewikt
  • zij hadden gewikt

Futuro I

  • yo meditaré
  • meditarás
  • él/ella meditará
  • nosotros meditaremos
  • vosotros meditaréis
  • ellos/ellas meditarán

Toekomende tijd I

  • ik zal wikken
  • jij zult wikken
  • hij/zij/het zal wikken
  • wij zullen wikken
  • jullie zullen wikken
  • zij zullen wikken

Futuro perfecto

  • yo habré meditado
  • habrás meditado
  • él/ella habrá meditado
  • nosotros habremos meditado
  • vosotros habréis meditado
  • ellos/ellas habrán meditado

Toekomende tijd II

  • ik zal gewikt hebben
  • jij zult gewikt hebben
  • hij/zij/het zal gewikt hebben
  • wij zullen gewikt hebben
  • jullie zullen gewikt hebben
  • zij zullen gewikt hebben

Condicional

  • yo meditaría
  • meditarías
  • él/ella meditaría
  • nosotros meditaríamos
  • vosotros meditaríais
  • ellos/ellas meditarían

Conditionalis I

  • ik zou wikken
  • jij zou wikken
  • hij/zij/het zou wikken
  • wij zouden wikken
  • jullie zouden wikken
  • zij zouden wikken

Condicional perfecto

  • yo habría meditado
  • habrías meditado
  • él/ella habría meditado
  • nosotros habríamos meditado
  • vosotros habríais meditado
  • ellos/ellas habrían meditado

Conditionalis II

  • ik zou hebben gewikt
  • jij zou hebben gewikt
  • hij/zij/het zou hebben gewikt
  • wij zouden hebben gewikt
  • jullie zouden hebben gewikt
  • zij zouden hebben gewikt

Imperativo presente

  • medita
  • vosotros meditad

Imperatief

  • jij wik
  • jullie wikt