Vervoeging van decrecer
Onbepaalde wijs (infinitief): decrecer
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo decrezco
- tú decreces
- él/ella decrece
- nosotros decrecemos
- vosotros decrecéis
- ellos/ellas decrecen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik neem af
- jij neemt af
- hij/zij/het neemt af
- wij nemen af
- jullie nemen af
- zij nemen af
Indefinido
- yo decrecí
- tú decreciste
- él/ella decreció
- nosotros decrecimos
- vosotros decrecisteis
- ellos/ellas decrecieron
Onvoltooid verleden tijd
- ik nam af
- jij nam af
- hij/zij/het nam af
- wij namen af
- jullie namen af
- zij namen af
Pretérito perfecto compuesto
- yo he decrecido
- tú has decrecido
- él/ella ha decrecido
- nosotros hemos decrecido
- vosotros habéis decrecido
- ellos/ellas han decrecido
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgenomen
- jij hebt afgenomen
- hij/zij/het heeft afgenomen
- wij hebben afgenomen
- jullie hebben afgenomen
- zij hebben afgenomen
Pluscuamperfecto
- yo había decrecido
- tú habías decrecido
- él/ella había decrecido
- nosotros habíamos decrecido
- vosotros habíais decrecido
- ellos/ellas habían decrecido
Voltooid verleden tijd
- ik had afgenomen
- jij had afgenomen
- hij/zij/het had afgenomen
- wij hadden afgenomen
- jullie hadden afgenomen
- zij hadden afgenomen
Futuro I
- yo decreceré
- tú decrecerás
- él/ella decrecerá
- nosotros decreceremos
- vosotros decreceréis
- ellos/ellas decrecerán
Toekomende tijd I
- ik zal afnemen
- jij zult afnemen
- hij/zij/het zal afnemen
- wij zullen afnemen
- jullie zullen afnemen
- zij zullen afnemen
Futuro perfecto
- yo habré decrecido
- tú habrás decrecido
- él/ella habrá decrecido
- nosotros habremos decrecido
- vosotros habréis decrecido
- ellos/ellas habrán decrecido
Toekomende tijd II
- ik zal afgenomen hebben
- jij zult afgenomen hebben
- hij/zij/het zal afgenomen hebben
- wij zullen afgenomen hebben
- jullie zullen afgenomen hebben
- zij zullen afgenomen hebben
Condicional
- yo decrecería
- tú decrecerías
- él/ella decrecería
- nosotros decreceríamos
- vosotros decreceríais
- ellos/ellas decrecerían
Conditionalis I
- ik zou afnemen
- jij zou afnemen
- hij/zij/het zou afnemen
- wij zouden afnemen
- jullie zouden afnemen
- zij zouden afnemen
Condicional perfecto
- yo habría decrecido
- tú habrías decrecido
- él/ella habría decrecido
- nosotros habríamos decrecido
- vosotros habríais decrecido
- ellos/ellas habrían decrecido
Conditionalis II
- ik zou hebben afgenomen
- jij zou hebben afgenomen
- hij/zij/het zou hebben afgenomen
- wij zouden hebben afgenomen
- jullie zouden hebben afgenomen
- zij zouden hebben afgenomen
Imperativo presente
- tú decrece
- vosotros decreced
Imperatief
- jij neem af
- jullie neemt af